Ada V (44.000 Woorden III)
Hoewel Ada had gezegd dat ze gemakkelijk zelf naar huis had
kunnen rijden, had Breuer er op gestaan om haar met haar eigen auto naar haar
huis te brengen. “En jij dan?” had Ada tevergeefs geprotesteerd. “Ik loop wel
terug,” had Breuer gezegd. Ze was bang geweest dat hij nog mee naar binnen
wilde en dat hij zou zien wat voor rotzooi het in haar huis was. Iemand, die
zijn eigen huis zo goed op orde hield, had daar vast van alles van gedacht,
maar het viel allemaal heel erg mee. Voor de deur nam Breuer als een volmaakte
heer afscheid en gaf haar een twee bijna preutse kussen op haar wangen. Gezien
de voorgeschiedenis leek het Ada belachelijk om Breuer nog voor een kop koffie
binnen te vragen. Hij had thuis koffie zat, ook al had hij dan moeite met zijn
koffiezetapparaat en als uitnodiging voor andere zaken was het na vandaag ook
volkomen zinloos. Daarnaast was Ada ook nog helemaal beurs en zag ze seks op
dit moment absoluut niet zitten. Wat haar eerst wel had geïrriteerd, was dat
Breuer nog zo fris als een hoentje leek. Hij had er zelf smakelijk om gelachen.
“Vroeger misschien,” zei hij, “maar tegenwoordig ben ik een oude man. Het gaat
allemaal prima, maar als ik dadelijk thuis ben, ga ik liggen en ben ik weg.”
“Ja,” had Ada vooral gezegd om zichzelf een plezier te
doen, “je bent een oude man.” Ook Breuer
moest toch tenminste een zwakke plek hebben, naast dat koffiezetapparaat. Breuer had zijn schouders opgehaald. Hij zat
er blijkbaar allemaal niet zo mee.
Nadat Breuer om de hoek van de straat was verdwenen, was
Ada naar binnen gegaan. Eigenlijk had ze verwacht dat Breuer als een cowboy aan
slotscene van een film zou weglopen zonder nog een keer om te kijken, maar hij
had gewoon nog een keer hartelijk gezwaaid en zelfs een kushandje naar haar
toegeworpen voor hij definitief de hoek om ging. Ada vroeg zich af Breuer nou
echt zo was of dat zijn totale gebrek aan poseren juist één grote pose was. Een
moment verdacht ze hem er zelfs van om juist prima met zijn koffiezetapparaat
om te kunnen gaan. Aan de andere kant bemerkte Ada dat ze nog steeds moeilijk liep en dat ze wel wat anders aan
haar hoofd had.. Ze voelde zich echt uitgewoond. Voorlopig moest ze nog naar
boven en tegen haar gewoonte in, besloot ze de lift te namen. Ze had meer dan genoeg
aan zichzelf om zich ook nog druk te maken over Breuer. Beest, dacht ze
vertederd.
Die avond werkte Ada op haar gemak en nog wat rozig alvast
haar mail door voor de volgende dag. Haar collega’s stuurden haar eigenlijk
nooit een mailtje in het weekend, maar er was altijd wel een bestuurslid met
een ideetje of er had er één een stukje in de krant gelezen. Vaak werden hele
artikelen ingescand met als enkel begeleidend zinnetje: kunnen wij hier iets
mee? Meestal was het goedbedoelde onzin,
maar Joris, haar eveneens ‘goedbedoelende directeur,’ stond er op dat ieder
‘interessant idee,’ mits afkomstig van een bestuurslid natuurlijk, serieus werd
bekeken. Omdat het allemaal zo hinderde bij haar gewone werk, keek Ada dat
soort dingen altijd al in het weekend door. Normaal las ze op het zaterdag
alvast alle Nederlandse kwaliteitskranten door om een inschatting te maken waar
ze komende maandag mee zou worden geconfronteerd. Alleen dit weekend had ze wel
wat anders aan haar hoofd gehad, bedacht ze met een glimlach. Joris betaalde al
die weekendabonnementen en Ada vond dat ze er tenminste wel iets voor terug
moest doen. Het viel dit keer gelukkig allemaal erg mee. Er werden dit keer
geen wilde ideeën gelanceerd. De Gemeente had natuurlijk de gebruikelijke
diaree aan stukken gestuurd. Met een glimlach dacht ze terug aan haar eerste
periode als raadslid. In die periode had ze niet alleen alles uitgeprint, het
had haar een vermogen aan papier gekost, maar ze had zelfs geprobeerd om alles
te lezen. Ze viste er wat stukken uit over onderwerpen waar ze Karremans en de
Looze weleens had horen praten en zette de rest in de map ‘Gemeente.’ Daarna
bedacht Ada zich tot haar eigen afgrijzen dat zij en Breuer helemaal geen
vervolgafspraak hadden gemaakt. Met moeite wist ze haar eerste neiging om hem
gelijk een mailtje te sturen, onderdrukken. Het volgende initiatief mocht best
van hem komen. Ze had al genoeg onder die man geleden.
Het was die maandag voor Ada een moeilijk begin van de
werkweek. Ten eerste had ze zich voor het eerst sinds ze in de Polder woonde,
verslapen. Daardoor was ze te laat bij de tunnel en kon ze achter in de file aan
sluiten. Bij het metrostation was daarna natuurlijk geen parkeerplaats meer te
vinden. Het was natuurlijk vooral haar eigen schuld geweest. Ze had om half
drie voor de laatste keer haar mail gecheckt. Maar Breuer lag waarschijnlijk
zelf in vrede te slapen en was zich waarschijnlijk helemaal niet bewust van de
onrust, die het uitblijven van een mailtje van hem veroorzaakte. Ada was blij dat ze haar mail op zondagavond
had bekeken, want ze was er met haar hoofd totaal niet bij. “Je bent laat,” zei
Joris, ”ik maakte me al zorgen,” toen Ada nog nadampend van het harde rennen
met haar kop koffie de directiekamer binnen kwam. Ada maakte een
verontschuldigend gebaar dat zo ongeveer alles had kunnen betekenen. “Ik heb de
map met binnengekomen post maar gelijk gepakt,” zei Ada. “Ga gewoon eerst even
zitten,” zei Joris. Je kon een hoop zeggen van Joris vond Ada, maar een onaardige
baas was hij niet. Hij was geliefd bij zijn personeel en bij zijn grote
sponsoren. Binnen de organisatie werd er een levendige discussie gevoerd over
zijn managementcapaciteiten. Volgens een aantal medewerkers was Joris superslim
en hield hij de organisatie met echt minimale inspanningen overeind. De
grootste groep medewerkers was geneigd om Joris vooral als goedmoedige bagage
te behandelen. Ada kende Joris nu alweer drie jaar, maar ze wist echt nog
steeds niet wat ze aan hem had. Alleen over het feit, dat Joris ongelofelijk
lui was, was ze het met iedereen eens. “Ik hinder mijn medewerkers zo min
mogelijk,” zei hij vaak met een knipoog tegen Ada als hij weer een
overenthousiaste medewerker met een paar volkomen nietszeggende, maar blijkbaar
opbeurende opmerkingen het bos had ingestuurd. Iedere nadere uitleg van plannen
deed hij al snel enigszins ongeduldig af met: “details, details, die hoef ik
niet te weten.” Wat Ada het meest verbaasde, was dat Joris er ook bij zijn
bestuur mee wegkwam. “Goed onder de pekel houden,” was zijn devies en Ada was
een paar keer mee geweest naar een bestuursvergadering en ze moest toegeven dat
het werkte. Het model was eigenlijk te simpel voor woorden, maar het werkte dus
wel. Joris liet Ada een zaaltje bij een
duur restaurant huren. Hoe eerder de vergadering klaar was, hoe eerder het
bestuur aan de maaltijd en vooral aan de drank kon beginnen. “Dat werkt toch
niet?” had Ada de eerste keer echt oprecht verbaasd gevraagd. “Daar trapt toch
niemand meer in?” Joris had niet eens geantwoord; hij had alleen maar naar haar
gewuifd zonder de telefoon neer te leggen. Achteraf moest ze ook toegeven dat Joris
volkomen gelijk had gehad. De ‘vergadering’ was erg gezellig geweest en Joris
had de vrije hand gekregen om alle problemen op te lossen, zoals hij dacht dat
goed was. Dat had hij daarna natuurlijk
wel weer in zijn beste tradities laten versloffen, maar als het om effectief
vergaderen ging, had hij gelijk gekregen.
“Leuk weekend gehad?” vroeg Joris. “Gezellig,” zei Ada, die
haar best deed om niet te kleuren. “En jij?” vroeg Ada om maar zo snel mogelijk
van onderwerp te veranderen. “Leuk,” zei Joris, “wat heb je gedaan?’’
“Naar het voetballen geweest,” vertelde Ada. Joris keek er
van op. “Ach,” zei Ada, “als raadslid moet je dat soort dingen doen.” Joris knikte begripvol, maar het was wel
duidelijk dat hij nooit naar een wedstrijd van zaterdagamateurs zou gaan.
“Leuk,” zei Joris en hij deed niet eens
zijn best om het overtuigend te laten klinken. “En gisteren?” vroeg Joris. “Gewoon met vrienden,” antwoordde Ada,
die zich nu toch wel een beetje ongemakkelijk begon te voelen. Wat ging het
Joris aan hoe zij haar weekenden doorbracht. “Leuk,” zei Joris voor de tweede
keer. “Erg leuk,” zei Ada nu geheel naar waarheid. “Hoezo?” vroeg ze
wantrouwig. Joris haalde zijn schouders op. “Het zal wel aan de ogen van een
oude man liggen, maar je ziet er anders uit dan anders. Je straalt.” “Het was
eigenlijk niet met ‘vrienden’, maar met één vriend,” zei Ada, die verbaasd was
over haar eigen openhartigheid. “Leuk voor je,” zei Joris en dit keer klonk het
wel gemeend. “Een mooie meid als jij moet meer van het leven maken dan alleen
maar werken.” “Kunnen we doorgaan met de post?” vroeg Ada nu toch veel minder
gespannen. “Is het zo zichtbaar?” vroeg ze toch nog aan Joris. Hij knikte een
keer. Ada pakte maar snel de ingekomen post. Ze hoopte dat ze niet kleurde.
De rest van de dag had Ada zich weer in de hand. Het was
natuurlijk al erg genoeg dat ze zo’n open boek voor haar baas was. Ze wist best
dat haar medewerksters haar meestal een bitch vonden, maar dat vond ze zelf
minder erg dan wanneer ze haar een watje zouden vinden. Terwijl ze nog wat
strenger was dan normaal, ging Ada wel regelmatig even naar het toilet om haar
eigen mobiele telefoon te checken. Alleen ze kon turen naar het scherm wat ze
wilde, maar Breuer stuurde geen berichtje en zij verdomde het om als eerste hem
dan maar een berichtje te sturen. Hij zag haar vast als een one night stand,
niet meer dan een avontuurtje. Haar zonnige humeur van die ochtend maakte
steeds meer plaats voor haar gebruikelijke getob. Ze voelde zich eigenlijk nu
al gedumpt. Voor Ada weg ging, liep ze nog even bij Joris langs. Meestal was
die luie flikker er al vandoor, maar prompt vandaag was hij er nog. “Succes
vanavond,” zei hij vriendelijk terwijl
hij haar een knipoog gaf. “Wat is er?’’ vroeg Joris toen hij Ada’s gezicht zag.
Ze haalde als een koppig kind haar schouders op. “Maak je niet druk,” zei hij
blijkbaar feilloos radend wat zij dacht. “hij heeft het misschien druk. Je
hoort vast wel wat van hem.” Ik ben een open boek, dacht Ada. Zou hier nog
iemand in het gebouw zijn voor wie ik wel iets geheim zou kunnen houden?
Ada was net thuis toen er aan de deur werd gebeld. Tot
Ada’s teleurstelling was het alleen maar de benedenbuurvrouw. “Hoi,” zei ze,
“ik dacht al dat ik je hoorde lopen.”
“Sorry,” zei Ada zonder dat ze zich van enig kwaad bewust
was. “Nee,” zei de buurvrouw snel, “zo bedoelde ik het helermaal niet. Ik hoor
je nooit. Alleen wilde ik niet zo sjouwen.”
Ada keek de vrouw verbaasd na en wilde net weer naar binnen gaan toen de
buurvrouw al weer terug kwam, tenminste daar ging Ada vanuit, want de vrouw zelf
was onzichtbaar door de enorme bos rozen, die ze meetorste. Ada begreep nu wel
waarom de buurvrouw eerst zeker wilde zijn dat ze daadwerkelijk thuis was. Ada
pakte de bos aan. Hij was zwaar. “Nog gefeliciteerd,” zei de buurvrouw. “Dank
je wel,” zei Ada, die geen zin had in verdere uitleg. “Trouwens nog bedankt
voor het aannemen van de bos.” Het was toch een hele klim voor haar geweest. “Ja,”
zei de buurvrouw, wier nieuwsgierigheid duidelijk was gewekt door de grootte
van de bos. “Kijk gauw op het kaartje,” zei ze. “Van wie is het?” Plichtmatig keek Ada op het kaartje om de
vrouw niet voor haar hoofd te stoten. Er stond iets onleesbaars op het kaartje,
maar Ada ging er maar gewoon vanuit dat er Breuer stond. “Mijn baas,” zei Ada.
“Nou dan is hij echt blij met je,” zei de buurvrouw. “Ik denk het ook,”
antwoordde Ada. “Een groot project goed afgerond. Ik ga hem gauw in het water
zetten.” ”Doe dat,” zei de buurvrouw welwillend, maar ook zichtbaar een beetje teleurgesteld.
Nu haar nieuwsgierigheid was bevredigd had ze geen reden meer om nog langer te
blijven hangen.
Ada zette de bloemen snel in het water. Er was helaas geen
vaas in huis groot genoeg en daarom verdeelde ze bos maar over twee vazen. Hij
lijkt wel gek, dacht ze gelukkig. Ze keek nog snel even in haar agenda; zoals
ze al verwachtte, had ze die avond geen afspraak. Bovendien kon de Gemeenteraad
voor nu sowieso even het lazarus krijgen. Ze propte snel een boterham in haar
mond. De laatste hap slikte ze pas door toen ze haar auto al had gestart. Ada
had alle ideeën om vooral koel en een beetje op afstand te blijven, maar gelijk
weer laten varen.
“Je ziet er echt niet uit,” zei Ada toen ze Breuer uit zijn
tuin zag komen. Hij lachte verontschuldigend. Lidl schuifelde onzeker achter
hem aan en keek een beetje wantrouwig naar Ada. “Het is net een hond,” zei
Breuer. “Kom je doen?”
“Ik kwam je bedanken,” zei Ada. Breuer glimlachte verlegen.
“Dat had toch ook per mail gekund,” zei hij. Ada besloot Breuer zelf en de
aarde op zijn kleren maar gewoon te negeren. Ze sloeg haar armen om hem heen en
gaf hem een hartstochtelijke kus. Breuer stond er wat verloren bij. “Ben je
niet blij me te zien?” vroeg Ada, die weer gelijk in haar pantser schoot.
“Natuurlijk wel,” zei Breuer, maar ik ben hartstikke smerig.” “Ik inmiddels
ook,” zei Ada. “Ik ga wel langs de stomerij.”
“Zieke geest,” zei Breuer. “Ik wist helemaal niet dat je op letterlijk
vieze mannen valt.” Hij liet alle schroom varen en tilde haar in een krachtige
beweging op en nam haar in zijn armen. “Je bent een oermens,” stelde Ada
tevreden vast. “Alleen mijn hol is iets comfortabeler,” stelde Breuer zelfgenoegzaam vast. Lidl, die wel begreep dat er voor haar geen
aandacht meer over was, ging klagelijk piepend, maar vooral sneu genegeerd de
tuin weer in. Daar zou vast een onschuldige muis voor haar frustraties moeten
betalen. “De kat?” vroeg Ada nog, die
vooral de indruk van warme dierenvriend wilde maken nu Breuer zo zichtbaar aan
het walgelijke beest gehecht bleek. “Die gaat zitten mokken,” zei Breuer op een
toon waaruit bleek dat hij zich daar niet echt druk over maakte.
Breuer gooide zijn smerige kleren in de wasmand. Hij deed
het met de nonchalance van iemand, die er niet echt mee zat dat hij naakt was.
Ada voelde zich een gelukkige voyeur toen ze naar hem keek. “Wil jij niet ook
douchen?” vroeg Breuer. Ada had
inmiddels haar eigen kleren geïnspecteerd. Het viel allemaal hard mee. Haar
mantelpakje was nog helemaal schoon. Alleen haar blouse moest worden gewassen,
maar die kon gewoon in de wasmachine. “Graag,” zei Ada, die een kans om samen
Breuer onder de douche te gaan staan voor geen goud ter wereld liet lopen.
Breuer pakte een hangertje waar Ada haar kleren overheen kon hangen en grote
witte badjas. “Geweldig,” zei Ada. “Buiten films heeft nooit iemand zo’n ding
en jij hebt er weer prompt één.” “En nog helemaal nieuw,” zei Breuer. “Ik draag
dat ding nooit, maar nu kan ik er wel een goede indruk mee maken.” “Denk je dat
dat nog nodig is?” vroeg Ada. “Je weet maar nooit,” zei Breuer, “ik neem graag
het zekere voor het onzekere. Het water
is trouwens warm; we kunnen er onder.”
Breuer was blijkbaar in een ontspannen stemming. Hij had
Ada met haar polsen vastgemaakt aan de bovenkant van het bed. Nu ze een
blinddoek om had, luisterde ze extra goed om hij niets akeligs van plan was,
maar het viel mee. Hij speelde wat met haar borsten en beet een paar keer voor
zijn doen tamelijk voorzichtig in haar tepels. Ze kreunde en verlangde er
intens naar dat hij op haar zou gaan liggen, maar ze dorst het niet te vragen.
Hij behandelde haar weliswaar als een speeltje, maar wel als zijn favoriete
speeltje en daarom genoot ze maar gewoon het moment en zijn sterke, maar nu
opeens tedere handen. Toen zijn handen eindelijk haar clitoris aanraakten,
duwde ze haar kruis omhoog, maar trok hij zijn hand juist een stukje terug
waardoor hij haar bijna pesterig maar weer net aanraakte. Rotzak, dacht ze,
maar ze hield het voor zich terwijl ze verleidelijk met haar onderlichaam
kronkelde. Tot haar genoegen merkte ze dat dat dan weer wel heel goed werkte.
Ze hoorde Breuer steeds zwaarder ademen. Omdat ze inmiddels door en door nat
was, kon hij in een keer doordrukken. Ze voelde hoe hij in haar borsten beet.
De snijdende pijn ging over in een gevoel van intens genot. Breuer, die voor
zijn leeftijd toch over een geweldige conditie beschikte, pompte ondertussen
als een waanzinnige door. Ada rukte aan haar boeien raakte min of meer buiten
zichzelf. Toen ze zich weer bewust was van haar omgeving lag Breuer bovenop
haar en kuste haar voorzichtig op haar mond. Ada had het idee dat een echt
tedere kus voor Breuer zo ongeveer de afsluiting van zijn, laten we zeggen,
meer hartstochtelijke fase was.
Terwijl Ada in Breuers armen lag, vroeg hij opeens
prozaïsch: “Heb je eigenlijk al gegeten?” “Geen tijd voor gehad,” zei Ada.
“Toen ik thuis kwam, had een of andere gek een bloemenkas leeg gekocht en toen
ik hem ging bedanken….”
“Ik weet het,” zei Breuer schuldbewust. “Ik ben een
afschuwelijke gastheer.” Hij stond op. “Ga je doen?” vroeg Ada. “Iets te eten
maken,” zei Breuer. “Kan ik gelijk ook Lidl te eten geven.” Klote kat, dacht
Ada. Hij geeft meer om dat beest dan om mij.
Ze zou er in ieder geval deze avond niet achter komen, of dat waar was
of niet, maar Breuer kwam na tien minuten terug met een dienblad. “Nou, nou,”
zei Ada. “Je hebt je uitgesloofd.”
“Je bent een ondankbaar secreet,” stelde Breuer zonder
rancune vast. “Dan moet je me vast straffen,” zei Ada terwijl ze een
pruilmondje trok en haar ogen zedig weg draaide. “Ja, ja,” zei Breuer, “maar
eerst weer een beetje in conditie komen.”
“Oude man,” zei Ada, maar om het goed te maken, gaf ze hem
wel gelijk een kus op zijn arm. Breuer mocht dan een oude man zijn; hij had
zich inderdaad wel uitgesloofd. “Eet jij altijd zo?,” vroeg Ada toch wel een
beetje onder de indruk. “Nee, natuurlijk niet,” zei Breuer. “Het is net als met
die ochtendjas; ik sloof me gewoon graag voor je uit.”
“Dat doe je goed,” zei Ada. Ze rekte zich uit op het bed.
Breuer gaf haar een toastje met blauwe schimmelkaas. Als Ada iets
verschrikkelijk vond, was het wel blauwe schimmelkaas. “Lekker,” zei ze dapper.
Breuer moest het hebben gemerkt, want terwijl hij zelf met smaak door at van die
vreselijke blauwe schimmelkaas, gaf hij Ada alleen maar toastjes met meer gangbare kaas. “je wijn is trouwens
heerlijk,” zei ze. “Ja,” zei Breuer, “maar daar zit een gedachte achter.” Ze
keek hem vragend aan. “Je bent inmiddels aan je derde glas bezig en nu kan je
niet meer rijden.”
“En dus?” vroeg Ada. “Dus moet je hier blijven.” Ada ging
met haar hoofd op Breuers schoot liggen. “Ik loop weg,” zei Ada. Ze rolde zich
over het bed en bleef moe, verzadigd en ook een beetje beurs liggen. “Ik heb
morgen pas om half tien een vergadering en alles is al voorbereid.” Breuer ging
naast haar liggen. “Moet jij trouwens nooit werken?” vroeg Ada. “Zo af en toe,”
zei Breuer. “De hele volgende week ben ik naar Duitsland.”
“Wat doe je daar eigenlijk?” vroeg Ada. Breuer vertelde haar dat hij ooit met
een paar vrienden een bedrijfje was begonnen om software voor magazijnen te
ontwikkelen. “Niet echt spannend,” zei Breuer, “maar ik heb het leuk kunnen
verkopen. Alleen ga ik nog regelmatig naar echt grote klanten om problemen op
te lossen of nieuwe versies te implementeren.”
“Vandaar,” zei Ada. Breuer keek haar vragend aan. “Ik had
je toch opgezocht op internet,” zei Ada. “Dat heb ik je verteld.” Breuer keek
haar met zijn onuitstaanbare lichte ironische grijns aan. Zelfingenomen lul,
dacht Ada. Hij wist best dat ze al veel langer geïnteresseerd in hem was, maar
hij hoefde het niet zo te laten merken. “Misschien zit ik wel alleen achter je
aan voor je geld,” zei Ada. “Altijd nog beter dan voor mijn aangename
karaktertje,” zei Breuer. “En wat zie je eigenlijk in mij?” vroeg Ada. “Je
hengelt naar complimentjes,” zei Breuer. “Ja,” zei Ada, “goed hè?” Breuer trok
een serieus gezicht en ging er eens voor zitten. “Je bent mooi, grappig,
intelligent en dom genoeg om met mij aan te pappen; dat was het wel zo
ongeveer.”
“Vind je mij mooi?” vroeg Ada. Breuer gaf haar een kus,
maar antwoordde niet. “Nou?” drong Ada aan. “Vanitas omnia vanitas,” zei
Breuer. “Dat kan allemaal best,” zei Ada, “maar ik wil het van jou horen.” “Ik
vind je prachtig,” zei Breuer en Ada geloofde dat hij het meende.