Ada was op de bank gaan liggen en keek met nietsziende ogen
naar het plafond. Ze was niet eens zozeer moe als wel volkomen leeg. De hele
dag had ze mechanisch doorgewerkt. Het feit dat ze eerst twee vergaderingen had
moeten notuleren en daarna deze notulen had moeten uitwerken, was wel zo
prettig geweest. Zwijgzaam had Ada achter haar computer zitten typen. Het had
haar ook in staat gesteld om zo min mogelijk met iemand te praten. Iedereen had
haar maar een beetje gelaten. Na vijven was ze nog even naar de supermarkt
gegaan en had daar nog snel een kant-en-klaar maaltijd gehaald. Zonder echt te
proeven had Ada de andijviestamppot rechtstreeks uit het plastic bakje gegeten.
Ze had er natuurlijk wel over nagedacht om naar Breuer te gaan, maar dat durfde
ze eigenlijk niet. Ze wist niet wat ze tegen hem moest zeggen. Ze kan natuurlijk
gewoon haar mond houden, maar Ada had toch altijd al het gevoel dat hij dwars
door haar heen kon kijken. Aan de andere kant had ze het idee, dat ze hem enorm
zou kwetsen als ze eerlijk was en ze zou hem daarnaast waarschijnlijk voorgoed
kwijt zijn. Ada schatte in dat Breuer veel van haar kon hebben, maar dat hij
nogal gevoelig zou zijn als het over Anders ging.
Omdat nu eenmaal niets eeuwig duurt, voelde Ada zich de
volgende morgen toch wel iets beter. Ze was om een uur of negen als een blok in
slaap gevallen en om drie uur in de nacht wakker geworden. De rest van de nacht
had ze af en toe wakker gelegen en af en toe geslapen. Ada kende het
verschijnsel slapeloosheid heel goed, maar dan lag ze ergens over te tobben.
Vooral tijdens haar scheiding had ze dat veel gehad. Dit keer was het anders. Ada tobde niet, maar
ze sliep ook niet. Ze lag eigenlijk gewoon maar te liggen. Ada wist op het
moment alleen wel zeker dat ze nooit meer iets met Anders te maken wilde hebben,
maar ze wist ook dat ze zich dat al eerder had voorgenomen. Gelukkig ging
gewoon om half zeven de wekker en kon Ada eindelijk gaan douchen. Het warme
water van de douche leek voor het eerst weer iets van Ada’s zintuigen te
prikkelen.
Op haar werk had Ada haar privé mail nog even geopend. Als
ze heel erg eerlijk tegen zichzelf was, had ze toch wel op zijn minst een
bedankje of iets aardigs van Anders verwacht. Natuurlijk had ze zich
voorgenomen om nooit meer iets met Anders te maken te hebben, maar hij had toch
wel de minimale beleefdheid op kunnen brengen om nog even te reageren. Gelukkig
was er wel een aardig mailtje van Breuer met een uitnodiging om vanavond bij
hem langs te komen. Ze was eigenlijk totaal niet in stemming om aardig te doen,
maar ze wilde aan de andere kant eigenlijk alleen maar tegen hem aankruipen en
uithuilen. Bij de gedachte aan Breuers brede schouders kreeg Ada het voor het
eerst weer even warm. Als het er echt op aan kwam, wist ze nu, was Breuer toch haar
betrouwbare rots in de branding.
“Wat ben je stil?” vroeg Breuer met een bezorgd gezicht.
“Druk,” zei Ada. Ze nam snel een hap van de hartige taart om verder niet te
hoeven reageren. Ada moest het toegeven; Breuer kon wel koken en hij had weer
enorm zijn best gedaan. Het gaf haar een gevoel van geborgenheid dat er tenminste
iemand was, die zich wel bezig hield met hoe het met haar ging. Breuer knikte
begripvol. Ada slikte haar hap door. “Alle notulen moeten natuurlijk prompt
tegelijkertijd af,” improviseerde ze. “Je werkt echt te hard,” zei Breuer. “Wil
je trouwens nog een glas wijn?” Voor Ada
had kunnen weigeren, had hij al ingeschonken. Ze nam een stevige slok. De
alcohol zorgde er voor dat ze zich wat minder verkrampt voelde. Ze stond op en
duwde Breuers stoel naar achteren. Hij keek verbaasd op van haar onverwachte
actie. Voor hij had kunnen protesteren of zelfs maar vragen wat de bedoeling
was, was Ada op Breuers schoot gekropen. Ze sloeg haar armen om hem heen en
bleef stil zitten genieten van het moment. “Krijg je al kramp?” vroeg ze na een
tijdje. “Nee hoor schatje,” zei Breuer, “alleen mijn bovenbenen breken zo
meteen af, maar verder gaat het goed.” Ada stond op, maar voor ze verder iets
had kunnen doen, had Breuer haar in zijn armen genomen. Hij droeg haar naar de
bank en legde haar daar neer. “Dekentje,”
jengelde Ada. “Wil je dan ook nog chocolademelk?”vroeg Breuer ironisch.
“Natuurlijk niet,” zei Ada, “ik ben geen kind.”
Breuer trok zijn wenkbrauwen maar eens op en liet het er verder bij. “Ik
heb hier nog de plaid van Lidl,” zei hij. “Dan zit ik dadelijk onder de
kattenharen,” protesteerde Ada, maar ze
liet zich toch door Breuer helemaal instoppen. Hij ging naast haar zitten en
zette de televisie aan. Ada kroop met dekens en al tegen hem aan en voelde dat
ze rozig werd. Breuer gaf haar een kus op haar haar. Ada knorde een keer.
“Varkentje,” zei Breuer, maar Ada was al te ver heen om nog te kunnen
protesteren.
De volgende ochtend werd Ada tot haar eigen verbazing
wakker in Breuers bed. Volgens de wekker was het kwart voor zes in de ochtend. Het
laatste dat ze zich kon herinneren, was dat Breuer haar ‘varkentje’ had
genoemd. Irritant als altijd, was Breuer natuurlijk al weer wakker en vast iets
vreselijk verantwoords aan het doen. Ze kon zich eigenlijk niet herinneren dat
Breuer ooit nog had geslapen als ze wakker werd. Het zou ook wel een leuk zijn
om een keer eerder wakker te zijn dan hij en hem een keer te verrassen met
ontbijt op bed. Vreselijke man, dacht Ada. Maar ze was toch blij dat ze
gisteravond nog de moed had gehad om langs te gaan. Het was alsof Breuer als
enige echt instaat was om al haar brokstukken bij elkaar te zoeken en ze weer
heel voorzichtig aan elkaar kon lijmen. Ze rekte zich uit. Een avond op de bank
bij Breuer en ze voelde zich als herboren.
Ze hoorde Breuer al in de badkamer rommelen. Ze kende echt niemand, die
zoveel herrie kon maken met elektrische tandenborstel. “Goedemorgen,” zei hij
zichtbaar een beetje teleurgesteld, “je bent al wakker.”
“Ja,” zei Ada en ze gaf Breuer een diepe welgemeende kus. “Misschien
helpt het als je elektrische tandenborstel niet aansluit op een boormachine.” Het
was de eerste keer na haar avontuur met Anders dat ze Breuer kuste, omdat ze
het lekker vond en niet omdat ze eigenlijk zelf getroost wilde worden. In
sommige dingen was Breuer dan weer heel erg snel van begrip. Hij beantwoordde
Ada’s kus met een hartstocht, die ze zo op de vroege morgen niet van hem had
verwacht. “Ho nou,” zei ze toen ze even adem kon halen, “ik moet zo ook nog
naar mijn werk.” Breuer liet haar los. “Ik zal ontbijt gaan maken,” zei hij.
Ada kroop snel onder de douche en genoot even van Breuers voorspelbaarheid. Als
altijd won zijn zelfdiscipline het van al het andere. Ada wist inmiddels wel
dat ze het woord ‘werken’ maar hoefde te gebruiken en Breuer schoot,
waarschijnlijk zonder dat hij daar zelf erg in had, in zijn
efficiencystand. “Lekker!” schreeuwde ze
nog achter Breuer aan, maar hij hoorde het waarschijnlijk niet en Ada wist ook
eigenlijk zelf niet of ze hem zelf of het door hem te maken ontbijt bedoelde.
“Hoe ben ik trouwens in bed terecht gekomen,” vroeg Ada
tijdens het ontbijt. Breuer schoot in de lach. “Je weet het echt niet meer hè?”
vroeg hij. Ik heb je volkomen slaapdronken meegenomen naar de slaapkamer. “Je
was wel heel lief, want je gaf zelfs ongevraagd een handje.” Ada keek wat
ongemakkelijk. “En heb ik me ook zelf uitgekleed?” vroeg ze wantrouwig. “Nee,”
zei Breuer met een grijns, “dat heb ik gedaan.”
“Kan je wel bij een hulpeloze vrouw?” vroeg Ada.
“Heerlijk,” zei Breuer. “Ze kunnen mij niet machteloos genoeg zijn.” Ada trok een wat zuur gezicht. De hufter had
nog gelijk ook. “Wat doe je vanavond?” vroeg ze. “Ik vind dat je nou ook wel
een keer bij mij kunt komen eten.” “Leuk,” zei Breuer, “alleen vanmiddag ga ik
naar Oostenrijk.” Ada begon een beetje te pruilen. “Dat heb ik verteld,” zei
Breuer. Nu hij het zei, kon Ada het zich weer een beetje herinneren. Maar als
ze eerlijk was, moeste ze toegeven dat ze in die periode vooral bezig met
fantaseren over Anders en wat die allemaal met haar zou kunnen en willen doen.
“Je hebt gelijk,” zei Ada en omdat ze zich schuldig voelde, hoorde ze zelf dat
het absoluut niet meer verwijtend klonk, eerder verontschuldigend. Breuer gaf
haar een kus. “Als je hoofd niet vast zat,” zei hij. Ada voelde zich
tegelijkertijd warm en koud worden.
De volgende avond miste Ada Breuer nog helemaal niet zo
erg. Er was een vergadering van de Commissie Platteland van de Gemeente en
hoewel Ada daar officieel geen deelgenoot vanuit maakte, kwam ze toch maar weer
eens kijken. Door al haar andere avonturen van de afgelopen periode was haar
politieke betrokkenheid bij de Polder er toch wel een beetje bij
ingeschoten. Van Dinthen lachte een keer
mechanisch toen ze binnenkwam, maar Karremans leek wel oprecht blij om haar
weer te zien. “Ik wist helemaal niet dat jij in deze commissie zat,” zei hij
terwijl Ada naast hem ging zitten. “Eigenlijk niet,’ zei Ada, “maar het is goed
om ook af en toe naar andere commissies van de gemeenteraad te gaan.” Karremans
knikte begripvol. “Is hij op zakenreis?” vroeg hij. Ada knikte chagrijnig.
“Zielig,” zei Karremans licht ironisch. “Je leeft echt mee,” zei Ada. “Welnee,”
zei Karremans, “maar ik vind het wel leuk dat je hier weer een keer bent.” Het klonk aardig en vooral welgemeend. Ada
porde hem een keer vriendschappelijk in zijn zij. Toen ze weer voor zich keek, zag ze dat de
Looze hen welwillend geïnteresseerd bekeek. Oude snoeper, dacht Ada. Het voelde
echt goed om weer eens niet het aanhangsel van Breuer te zijn, maar gewoon met
de ‘usual suspects’ volkomen zinloze dingen over de Polder te bespreken. Na een
discussie van meer dan een uur werd uiteindelijk toch maar besloten om de
bomenrij aan de Broekdijk niet te kappen. Het gevaar dat er een tractor
tegenaan zou botsen, zou worden verkleind door aan iedere boom apart
reflectoren te bevestigen. Verder werd er op verzoek van de bewoners in het
midden een wegversmalling geplaatst, die vooral de voortjakkerende brommers
moest ontmoedigen om al te hard te scheuren. Nadat was toegezegd dat de
versmalling zo zou worden geconstrueerd dat de tractoren, die het toch ook al
hadden afgelegd tegen de bomen, er geen last van zouden hebben, was ook
Hendrikse van de Christelijke Combinatie voor. “Als het niet kan, zoals het
moet, moet het maar zoals het kan,” zei hij alsof hij een stuk uit de Bijbel
aan het voordragen was. Het duurde daarna nog wel even voor iedereen, inclusief
de notuliste had begrepen dat Hendrikse met deze, niet ter zake doende woorden,
had voorgestemd, maar daarna was het voorstel gewoon alsnog unaniem aangenomen.
Omdat de rest van de agenda nog minder voorstelde, was de vergadering daarna
snel afgelopen. “Tijd voor de borrel,” zei de voorzitter opgelucht dat hij de
hele vergadering er voor half tien had door weten te jassen.
De tweede avond vond Ada het alweer heel wat moeilijker dat
Breuer er niet was. Ze had Lidl te eten gegeven en ze was nog even in de
boerderij van Lansvelt blijven hangen in de natuurlijk volkomen onrealistische
hoop dat Breuer op wonderbaarlijke wijze zou verschijnen. Lidl had zichzelf
overtroffen in mensvriendelijkheid en was even bij Ada op schoot gekropen.
“Ja,” zei Ada terwijl ze de poes wat onwennig aaide, “we zijn allebei door de
baas in de steek gelaten.” Lidl stond op en liep met haar staart omhoog naar
het kattenluikje en verdween. Ada voelde zichzelf nu echt ontzettend zielig. Zelfs dat kolere
beest liet haar in de steek om blijkbaar nog liever muizen te gaan vangen dan
in haar gezelschap te verkeren. Ze nam een keer de tijd om uitgebreid de kunst
in Breuers werkkamer te bekijken, maar daar werd ze ook niet vrolijk van. De
zwart-wit tekeningen leken in eerste instantie wel vrolijk, maar hadden bijna
allemaal een nogal bizarre of gruwelijke ondertoon. Zieke geest, dacht Ada. Thuisgekomen,
dacht Ada er toch voor het eerst weer eens aan om Anders een mailtje te sturen.
Alleen op die manier kon ze hem immers laten weten dat ze het feit dat hij
helemaal niet meer naar haar had gereageerd, heel erg ongepast vond. Misschien
was hij zich er wel helemaal niet van bewust dat hij nogal erg onzorgvuldig
naar haar toe was geweest. Mannen misten soms de vreemdste dingen, wist Ada inmiddels
wel uit ervaring. Het kon natuurlijk ook dat hij vond dat zij als eerste moest
reageren en heel(!) misschien zat hij wel ieder ogenblik in spanning bij zijn
computer en hoopte hij stiekem op een reactie van haar. Aan de andere kant wist
ze natuurlijk zelf ook wel dat al dit soort fantasieën alleen maar
hersenspinsels waren. Maar aan het einde van de avond besloot ze om vlak voor
ze naar bed ging toch nog even een berichtje via haar telefoon naar Anders te
sturen. Gewoon even iets van zich laten horen kon toch geen kwaad? vond ze.
Ada kwam er nu achter dat Anders, als het hem uit kwam, wel
degelijk snel kon reageren. Toen ze de volgende ochtend, eigenlijk tegen beter
weten in, naar haar telefoon keek, bleek hij al een berichtje te hebben
gestuurd. Vanavond acht uur? Hij was
in ieder geval nog wel zo vriendelijk geweest om er een vraagteken achter te
zetten. Ada interpreteerde het maar als
een goed teken. Anders was er blijkbaar toch niet helemaal zeker van dat ze
zomaar zou komen als hij het beval.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten