Miep XI (44.000 Woorden)
Zowel Henk als Jarno moesten
allebei onder Mieps slechte humeur lijden. Daarbij had Miep nog de meeste
meelij met Henk. Dat was gewoon een doodgoeie kerel, waar nou eenmaal echt niet
meer in zat. Hij deed zijn stinkende best en er was gewoon niet meer Henk.
Jarno, met zijn houding dat iedereen,
die geen onderwijzer was, niet meetelde, verveelde haar op dit moment
stierlijk. Ze was sinds hun bezoek aan Den Haag ook niet meer met hem naar bed
geweest. Als ze dat nog veel langer uitstelde, kroop hij vast weer terug naar
die slet van Laetitia, maar voorlopig kon ze hem nog wel even laten zweten. Ze
miste Jarno op dat gebied vreselijk, maar ze wist ook dat hij haar nog meer
miste. De enige, die volkomen ongevoelig
bleef voor Mieps slechte humeur, was Wim, het zoontje van Vrouw van Oorschot.
Als hij haar zag, kwam hij nog steeds even onbevangen als altijd op haar
afstormen. Om al haar frustraties toch een beetje richting te geven, verwende
ze het knulletje vreselijk. “Je moet hem niet zo verwennen,” zei Vrouw van
Oorschot soms, maar Miep liet haar kletsen.
Ze twijfelde er sterk aan of ze nog wel naar het Aksie Komité zou gaan,
maar aan de andere kant, was het ook weer zo laf om niet meer op te komen dagen.
Miep zat op het bankje aan het
begin van de Oude Dijk. Ik lijk wel achterlijk, dacht ze. Het was mooi weer,
maar dat was het in Lombardijen ook. Een mens moest toch wel heel erg zielig
zijn om nou net hier op een bankje te gaan zitten. Terwijl Miep zo dacht, schrok ze zich
wezenloos. Aan de overkant van de straat
liep Paul Anders. Alleen had Anders wel een meisje bij zich waar hij wel erg
gezellig mee in gesprek was. Dat was natuurlijk gewoon mogelijk. Waarom zou die
best leuke man, die ze verder niet kende, geen vriendinnetje mogen hebben? Miep
stond boos op en liep weer terug naar het centrum. Onderweg werd ze ingehaald
door meerdere trams, maar ze had er geen enkele behoefte aan om in te stappen.
Ze liep boos, verbitterd en vooral heel verdrietig naar het centrum. Daar zou
ze dan de metro wel nemen. Miep wist het weer heel zeker: het leven was nu
eenmaal klootte.
“Zie je wel,” hoorde ze een stem
achter haar zeggen. “Dus toch.” Miep draaide zich om en het was, zoals als ze
al had gehoord, inderdaad Anders. “Wat
doe jij hier?” vroeg Miep wantrouwig. “Nou,” zei Anders, “ik bracht net Klara
naar huis en toen meende ik dat ik je zag, maar dat kon natuurlijk niet,.” Miep
keek hem aan. “Toen ben ik gelijk op fiets gesprongen en weer terug gefietst.
Ik dacht nog; je hebt het je maar verbeeld, maar wat ben ik blij dat ik toch
nog even ben doorgefietst.” “Wie is Klara?” vroeg Miep. “Een leerling van me,”
zei Anders. Miep schoot in de lach. “En fiets je dan altijd zomaar achter
vreemde vrouwen aan?” “Nee,” zei Anders, “zo eigenaardig ben ik nou ook weer
niet.” Miep, die volkomen overrompeld was, ging op het hekje van het plantsoen
zitten. “Weet je,” zei Anders, “het is
natuurlijk allemaal waanzin.” Hij ging naast haar zitten. “Toen ik je mijn
kaartje gaf in Den Haag had ik echt gehoopt dat je contact met me op zou nemen.
Nou ja, dat heb je niet gedaan. Logisch natuurlijk; wat moet zo’n mooie
beschaafde vrouw met een oude man, maar toen ik je daarnet dacht te zien, dacht
ik: daar moet ik achteraan. Al is het maar een kans van duizend tegen een, maar
als ze het is.” Miep keek hem verbaasd aan. Dat iemand zoveel in een keer van
zichzelf bloot kon geven en daarbij ook helemaal niet van slag af kon raken,
vond ze fascinerend. Anders, die haar zwijgen blijkbaar verkeerd begreep,
stond, gaf haar een kus op haar voorhoofd en liep naar zijn fiets. “Sorry,” zei
hij, “het was verkeerd om jou zo met mijn gevoelens op te schepen.” Hij stapte
op de fiets, zwaaide allerhartelijkst en fietste toen langzaam weg. Miep zag
het allemaal gebeuren en keek er naar als in een film. Misschien reed hier wel
de liefde van haar leven weg en dan had zij het allemaal gewoon laten gebeuren.
“Ho nou!” riep ze, terwijl ze redderig achter de bedaarde fietser aan holde.
Hij stopte. “Je vertelt misschien wel wat veel in een keer, “ zei Miep terwijl
ze nog naar adem stond te happen. “Mensen moeten wel even de tijd hebben om op
die zee van ontboezemingen te kunnen reageren.” Anders stapte van zijn fiets af en liep met haar terug naar het
hekje “Dat zit echt voor geen meter,” zei Anders met een moeilijk gezicht. “Nu
moeten we wel een terrasje zoeken.” Miep liep braaf, verbijsterd, maar ook
zielsgelukkig met hem mee.
Anders had de gave om goed te
kunnen luisteren. Alles wat Miep hem vertelde, vond hij blijkbaar echt
interessant. Hij onderbrak haar nooit en stelde net genoeg vragen om te laten
zien dat hij ook nog echt luisterde. Miep vertelde over haar jeugd in Breda
waar haar vader in conflict was gekomen met de toen nog oppermachtige
katholieke kerk. “Het was niet eens iets principieels,” zei Miep ironisch
lachend. “Pastoor Balijns weigerde om mijn vader te betalen voor sjouwwerk, dat
mijn vader voor hem had verricht. Het was voor de kerk en de Lieve Heer zou het
hem in het hiernamaals wel vergoeden. Mijn
vader nam dat niet en ging zijn recht halen.” “En toen?’’ vroeg Anders. “Hij
heeft zijn geld gekregen, maar daarna nam niemand in Breda mijn vader meer aan
voor een klusje en met vijf kinderen…..” Miep keek Anders met grote ogen aan. “Toen
zijn jullie naar Rotterdam gekomen,” zei Anders begrijpend. Miep knikte.
“Achteraf was dat maar goed ook. Hij heeft nog een aardige baan gevonden in de
haven. Het was hard werken, dat wel, maar de haven betaalt wel goed.” “Ooit nog
terug geweest?” vroeg Anders . “Soms,” zei Miep. “Mijn vader heeft nog wel een
keer tegen het beeld van Brabantia Nostra in Moerdijk staan te pissen, maar dat
was nou een ‘gezellig’ busreisje. Verder ging dat allemaal bij hem niet.”
“Voor mij was het wennen,”
vertelde Miep. “Omdat er bij ons in de buurt alleen maar een openbare school
was, heb ik daar mijn school afgemaakt. Ik miste de nonnen wel. Ze waren soms
hard en meedogenloos, maar ook heel vaak wel lief. Hier was het toch allemaal
wat afstandelijker.” “Die zuster Ria lijkt me toch eerlijk gezegd niet alles,”
zei Anders. “Een harde vrouw met een sadistische inslag.” “Ach,” zei Miep,
“voor sommige leerlingen kon ze heel lief zijn. Zeker na het slaan, kon ze je
ook heel lief troosten.” Anders keek op van haar verhaal, maar hield zijn
mening voor zich. Verder was Rotterdam voor Miep een soort beloofde land
geweest. Het schuwe respect waarmee in Breda priesters nog werden bejegend, was
in Rotterdam totaal onbekend. De eerste keer dat ze in Rotterdam een jongetje
tegen een priester “Dag mevrouw” had horen zeggen, wist ze nog steeds als de
dag van gisteren. “Zijn moeder stond er gewoon naast en moest er zelfs om
lachen,” vertelde Miep. “Volgens mij had die priester dat jongetje het liefst
geslagen, maar hij dorst het niet, omdat zijn moeder er bij was. In Breda had
hij helemaal niet hoeven te slaan. Zijn moeder had hem al een pak voor zijn
broek gegeven.” Ook op de huishoudschool was het allemaal veel losser geweest
dan ze zich in Breda maar zelfs voor had kunnen stellen. Miep kon zich wel voor haar hoofd slaan. Ze
had nog nooit iemand van haar nieuwe ‘vrienden’ verteld dat ze naar de
huishoudschool was gegaan en nu flapte ze het er zo maar uit. Het ontging
Anders echter volkomen, of hij koos er voor om niet te reageren.
Ze vertelde hoe ze Henk had
leren kennen en dat zijn moeder zich zo intens had verzet tegen de komst van de
dochter van een losse Brabantse arbeider in de familie. Anders begreep het wel. “Iedere moeder wil
wat zij denkt dat het beste is voor haar zoon.” “Ben ik niet genoeg voor Henk?”
snauwde Miep, die inmiddels bijna helemaal was vergeten dat Anders haar niet met Henk, maar met Jarno had
leren kennen. “Niet passend genoeg,” corrigeerde Anders haar. Miep vond het
moeilijk, maar op de manier waarop Anders het bracht, klonk het in ieder geval geruststellend. Ook vertelde ze uitgebreid over het feit, dat
haar schoonmoeder zo graag oma wilde worden en dat zij daar natuurlijk ook een
rol in moest spelen. “Pas je wel een beetje op?” vroeg Anders. “Hoe bedoel je?”
vroeg Miep. “Nou, dat je het veilig doet en dat je niet ongewenst zwanger
wordt.” Miep schoot in de lach. Ze vertelde Anders hoe ze al een hele tijd in
verband met haar hoofdpijn iedere dag een pil slikte. Anders moest er maar een
beetje om lachen. Miep had het idee dat Anders vond dat ze wel erg gemakkelijk
met de gevoelens van Henk speelde. Ze voelde zich daar dan weer ongemakkelijk
bij, maar ze begreep het wel; als je niet als Miep, de dochter van losse
arbeider uit Brabant, had moeten zien te overleven, was het al gauw gemakkelijk
om edel en ridderlijk te zijn. “En jij?” vroeg ze aan Anders. Hij moest ook
zelf maar eens wat vertellen.
Anders vertelde dat hij uit
Reeuwijk kwam en in Gouda naar school was geweest. Zijn ouders waren inmiddels
verhuisd naar Rotterdam. “Het gymnasium?” vroeg Miep een beetje spottend om
haar jaloezie vooral maar te verbergen. “Nee hoor,” stelde Anders haar gerust,
“gewoon de HBS.” Na de HBS had hij economie gestudeerd. Tijdens zijn studie was
hij er achter gekomen, dat hij les geven eigenlijk veel leuker vond dan werken
voor een groot bedrijf. Anders was economie gaan geven en dat deed hij nu al
een paar jaar achter elkaar en met veel plezier. Daarnaast had hij met een
aantal studiegenoten een woongroep opgericht. Een paar maanden geleden had de
woongroep tijdens een bewonersvergadering besloten om verder te gaan als
commune. Omdat een echte commune blijkbaar
ook een naam moest hebben was gekozen voor de “Rode Ster,’ maar Anders
had daar eigenhandig alleen maar ‘Ster’ van gemaakt. De huisgenoten hadden
gelukkig tijdens het lezen van de notulen niet opgelet. Verder was er niet
zoveel over Anders te vertellen, vond hij zelf. Hij leefde een tamelijk
bescheiden onbelangrijk leven, maar daar kon hij dan weer prima mee leven. Anders
moest in ieder geval zelf erg lachen om zijn eigen woordgrap. Miep lachte maar
wat schaapachtig mee. “Alles wat Jarno doet, is belangrijk,” zei ze. “Anders deed
hij het niet.” “Hij boft,” zei Anders, “een belangrijk man en ook nog een mooie
vrouw, die van hem houdt.” Miep wuifde zijn woorden weg. Dat van die mooie vrouw
was natuurlijk wel erg leuk om te horen, maar juist Anders moest natuurlijk
niet denken dat ze zo gek op Jarno was. “Hij valt vaak best wel tegen,” zei Miep
met grote stelligheid. “Alle mannen vallen uiteindelijk tegen,” zei Anders.
“Dat hoort ook zo.” Miep keek hem vragend aan. “Hoe willen jullie nou ooit
emanciperen als wij alles al voor jullie doen?” Hij keek Miep een beetje
uitdagend aan. “Daar kan ik dan weer prima mee leven,” zei Miep snel en
helemaal blij met haar eigen gevatheid. “Dat verbaast me niets geraffineerd
loeder,” zei Anders ,maar hij lachte er goedaardig
bij. “Nou,” zei Miep, die dacht: dat kan ik ook. Ze trok haar pruillipje. “Ik
vind je niet aardig meer,” zei ze. “Ik ben ook niet aardig,” zei Anders en daar
keek hij dan weer heel erg serieus bij. “Wil je nog een biertje?” Dat wilde
Miep natuurlijk wel. “lekker,” zei ze. “Wat had ik nou gemoeten?” vroeg Miep na
haar derde biertje inmiddels wel erg ontspannen, “als je niet achter me aan was
gefietst. Dan was ik vast voor altijd een treurende weduwe geweest.” Anders
lachte. “Welnee,” zei hij. “Dan had je iemand anders hoofd op hol gebracht.”
“Ja,”zei Miep zelfingenomen, “dat kan ik heel goed. Maar jij bent in ons geval
begonnen.” Anders nam nog een slok van zijn bier. “Wat denk je nou?” vroeg
Miep. “Dat jij geen bier meer krijgt,” zei Anders. “Trouwens volgens mij is je
bier op; ik zal gelijk afrekenen.” “Maar ik wil nog helemaal niet weg,” zei
Miep. “We gaan naar mijn huis,” zei Anders. “Is goed,” zei Miep en ze stond
gehoorzaam op.
Commune de Ster bestond uit een
heel pand van vier verdiepingen met een gemeenschappelijke huiskamer op de
eerste etage. Omdat Anders een van de oprichters was, had hij een kamer op de
begane grond, die rechtstreeks uitkwam op de grote gemeenschappelijke tuin. De
anderen moesten eerst door een kleine kamer naast die van Anders om in de tuin
te komen. “Er is niemand,” zei Anders. “Schaam je je voor me?” vroeg Miep.
Zonder verder te antwoorden, liep Anders door naar zijn grote kamer. “Mooi,”
zei Miep en ze meende het. Ze ging op het bed zitten. “Ik drink bijna nooit,”
zei ze, “en dan die zon.” Anders liet haar gelukkig met rust. “Ga maar even
liggen,” zei hij. “Even op dekens,” zei Miep. Het volgende moment was ze in
slaap gevallen.
“Hoe lang heb ik geslapen?”
vroeg Miep aan Anders toen ze wakker werd. “Valt mee,” zei hij. “Hoogstens een
half uurtje, maar je was eerlijk gezegd zo dronken als een kanon.” Miep dacht
er een keer goed over na, maar ze had geen hoofdpijn, maar wel heel erg veel
dorst. “Heb je wat te drinken?” vroeg ze. Anders gaf haar een groot glas water.
“Ik heb me echt verschrikkelijk aangesteld,” zei ze tegen Anders terwijl ze er
over nadacht wat ze allemaal op dat terras had verteld. “Ik schaam me dood.” Ze
meende het dit keer. “Welnee,” zei Anders. “Je was juist heel charmant.” “Kan
me voorstellend dat jij dat vindt,” zei Miep schamper. “Probeer ik een beetje
een vrouw van de wereld uit te hangen, vertel ik in mijn dronken kop dat ik als
een hondje achter je aan liep.” Anders grijnsde een keer zelfingenomen. “Dat
vond ik nou juist een alleraardigst deel van jouw verhaal. Maar troost je; ik
had je dat kaartje toch ook niet voor niets gegeven.” ”Lul,” zei Miep nijdig.
Anders keek verbaasd op. “Ik bedoel Jarno,” verduidelijkte Miep. Anders ging op
zijn bed zitten. Miep kroop tegen hem aan en legde haar hoofd op zijn schoot.
“Bij een ander zou ik me helemaal doodschamen,” zei Miep. Anders zei niets; hij
streelde haar hoofd, zoals bij een kind dat je troost, omdat het bang is in het
donker.
Toen Miep weg ging, sloeg Anders
zijn armen om haar heen en gaf haar een kus op haar voorhoofd. “Je weet nu in
ieder geval waar ik woon.” “Ik kom hier nooit meer,” zei Miep gedecideerd. “Ik
heb me aangesteld en morgen wil je me vast nooit meer zien.” “Je vist naar
complimentjes,” zei Anders. “Ja,” zei Miep, “heerlijk.” Ze gaf Anders een kus op zijn mond. Anders
beantwoordde haar kus met een hartstocht, die ze niet van deze koele man had
verwacht. Zijn tong drong diep in haar mond door. “Ik word helemaal gek van
jou,” zei Miep en ze trommelde van onverwerkte emoties op zijn borst. “Ben je
morgenmiddag thuis?” vroeg ze. “Pas om
drie uur,” zei hij. “Middelbare school. Wij hebben de woensdagmiddag niet als
vaste vrije middag.” “Blijf je niet te lang in de lerarenkamer hangen?” vroeg
Miep. Anders schoot in de lach en wierp haar nog een kushandje toe.
Die avond kroop Miep op de bank
weer eens ouderwets tegen Henk aan. “Je bent een schat,” zei ze tegen hem. Henk
zelf was vooral verbaasd over deze onverwachte hartelijkheid. “Weet je,” zei
ze. “Ik dacht laatst aan het begin van onze relatie.” Ze liet haar hoofd
plagerig langs zijn borst omlaag zakken. Henk vergat van schrik zijn verhaal
over de dalende omzetcijfers en de zorgen over verkoopsters, die allemaal zo
nodig zwanger moesten worden. Miep beet zachtjes in zijn kruis en ze voelde een
enorme bobbel ontstaan. “Volgens mij is hij blij me te zien,” zei Miep. Dat
klopte blijkbaar wel, want toen ze de rits omlaag deed en even aan Henks
onderbroek trok, schoot zijn penis in volle glorie omhoog. Miep nam hem in een
keer vol in haar mond. Henk gorgelde maar wat op de bank. Mieps hoofd ging
steeds sneller op een neer. Henk kreunde en kwam toen met een enorme zucht.
Voor het zover was, trok Miep haar hoofd terug. Het was een lieve jongen en ze
was in een hele goede bui, maar alles had zo zijn grenzen. Ze zou zo dadelijk
wel een doekje pakken en de nu inderdaad zeer handige Skaybank schoonmaken. Ze
wist hoe Henk kon zeuren over vlekken, maar ze schatte in dat hij dit keer zelfs
bij vorige stoffen bank niet al te hard zou hebben geklaagd. Het was alleen
jammer dat Henk na Mieps initiatief het idee had dat alles weer was als
vanouds. Hij bleef maar aan haar zitten frunniken. Het was natuurlijk allemaal goed
bedoeld, maar het irriteerde haar mateloos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten