Miep X (44.000 Woorden II)
Een van de voordelen van
getrouwd zijn met de filiaalchef van Simon de Wit was dat hij nu eenmaal altijd
op zaterdag moest werken. “Lieverdje, ik weet dat het vervelend is,” zei Henk
dan goedbedoeld tegen Miep, “maar dat wist je toen we trouwden.” Miep keek er dan
naturel beteuterd bij. Het was voor Henk dan ook heel zichtbaar dat ze het
vreselijk vond, maar het was nu eenmaal zo. Omdat Miep aan de andere kant toch
ook niet de hele dag thuis kon zitten en
ze op het Zuidplein toch maar geld uit zou geven, ging ze dan nog maar even
naar een bijeenkomst van het Aksie Komité Mozambique.
“Daar zijn ze vast blij met je,”
zei Henk. “Volgens mij ben je daar vaker dan thuis,” grapte hij nog. Miep
haalde haar schouders op. “Het is ook zo zielig voor die negertjes,” zei Miep.
Henk haalde zijn schouders op. “Als het niet Biafra is, dan is het wel ergens
anders.” Henk had nou eenmaal niet zoveel
gevoel bij de ellende van anderen. “Volgens mij wordt het nooit wat met
dat Afrika, maar ze zijn daar vast blij met je,” stelde Henk vast op een toon
alsof hem dat in ieder geval erg verbaasde.
Na Henks vertrek ging Miep op
haar gemak afwassen. Als de revolutie ooit zou komen, zou hij in ieder geval
niet ’s ochtends vroeg komen. De mannen (en vrouwen) van de revolutie hielden nu
eenmaal van uitslapen. En als ze nu al naar Jarno ging, lag hij vast nog in
bed. Wie weet wat voor apparaten hij nog meer via zijn Deense kennissen naar
Nederland had gehaald. Ze zou rustig wachten tot Jarno in ieder geval
aangekleed was als ze langs kwam. Als ze wat laat was, hadden ze in ieder geval
geen tijd voor al te spannende avonturen.
Jarno en Miep waren door het
Uitvoerend Komité van het Aksie Komité Mozambique afgevaardigd naar de
bijeenkomst in Den Haag van de gezamenlijke Aksie Komités voor Zuidelijk
Afrika. Als gastspreker zou de Palestijn Machmoud een verhaal houden over
internationale solidariteit. Iedereen wist natuurlijk best dat Palestina niet
in Afrika lag, laat staan in Zuidelijk Afrika, maar nu deze Machmoud toch een
keer in Europa was, kon je niet al te kieskeurig zijn. Verder stond natuurlijk de
steun aan de MPLA in Angola en het ANC in Zuid-Afrika op de agenda. Er werden daarnaast
in ieder geval meerdere moties verwacht. “Hebben al die moties nou zin?” vroeg
Miep een keer, maar dat was blijkbaar een hele domme vraag. Laetitia had een
keer schamper gelachen. “Jarno loopt zijn pik achterna, voor het goede gesprek
heeft hij die Miep zeker niet,” had ze net zo hard gezegd dat iedereen het toch
nog kon horen. Miep had haar koelbloedig genegeerd. Het kon haar eerlijk gezegd
weinig schelen wat Laetitia van haar vond en daarnaast had Laetitia ook volgens
Miep gewoon gelijk. De andere leden van het Uitvoerend Komité vonden echter Laetitia
een kenau en Miep daarentegen een schatje.
Ze lachte altijd zo lief en hield eigenlijk bij iedere discussie haar
mond. Het was daarom goed dat Laetitia een keer op haar nummer werd gezet en
zeker nog wel door een echt arbeidersmeisje. “Het gaat om de internationale
solidariteit,” had Steven gezegd. “Alleen dan kan wij het imperialisme
verslaan.” Miep had lief gelachen. Het was bovendien een aardige jongen en voor
zover Miep kon zien, was hij vreselijk verliefd op haar.
Het wijkcentrum waar de
bijeenkomst werd gehouden, lag nog een aardig stukje van Den Haag Holland
Spoor. Jarno had de tram willen nemen, maar Miep had voorgesteld om te gaan
lopen. Het was prachtig weer en hier konden ze in tegenstelling tot in
Rotterdam wel gewoon een keer als een normaal stelletje hand in hand lopen. “We
lijken wel getrouwd,” stelde Jarno zorgelijk vast. “Bijna burgerlijk,” grijnsde
Miep. Jarno keek vies, maar hij hield Mieps hand toch stevig vast. “Je ziet er
echt leuk uit,” zei hij. Miep legde haar hoofd tegen zijn schouder terwijl ze
samen naar het wijkcentrum wandelden. “Burgerlijk is lekker,” zei Miep
plagerig.
In het rokerige wijkcentrum
zaten een aantal oude mannen wat verbaasd over alle aanloop van al dat harige jonge
volk aan de bar hun koffie te drinken en hun shag te roken. Er stond een groot
bord met een rode pijl er op met daarboven geschreven ‘Zuidelijk Afrika.’ Jarno
kende blijkbaar een groot aantal aanwezigen al. Er werd stevig op los gezoend.
Ook Miep werd, als begeleider van Jarno, door een groot aantal mannen en
vrouwen afgelikt. Daarna ging de shag rond en een klein bruin zakje. “Weed,”
zei Jarno tegen Miep. Het viel haar op en mee dat Jarno zelf wel de shag, maar
niet de weed aannam. ”Joh, neem er ook
een,” begon een jonge man in een spijkerpak met een enorme baard tegen Miep.
“Nee,” zei Miep gedecideerd. “Doe niet zo kinderachtig.” Ze keek waar Jarno
was, maar die was aan de andere kant van het zaaltje druk in gesprek. “Doe niet
zo burgerlijk,” ging de jongen door. “Ze wil niet,” hoorde Miep een mannenstem
naast haar zeggen. “Maar,” ging de jongen verder. “Ze wil niet,” zei de man,
die inmiddels naast haar was gaan staan. “Nou,” zei de jongen nog verontwaardigd.
De man had een strak gesneden donker pak aan en viel daarmee nogal uit de toon
tussen alle spijkerpakken. Hij was waarschijnlijk een jaar of vijfendertig. Hij
zei verder niets, maar het was blijkbaar genoeg. Een beetje mokkend, liep de
jongen door. “Verstandig,” zei de man begripvol tegen Miep. “Je moet dat alleen
doen als je het zelf wil.” “Ik rook niet eens,” zei Miep verontschuldigend.
“Verstandig,” zei de man opnieuw, “heel verstandig,” en hij liep na een
vriendelijk knikje door. Miep keek hem na. De man liep naar de achterkant van
het zaaltje en ging daar rustig zitten. Hij bekeek de zaal met interesse, maar
blijkbaar volkomen op zijn gemak. Al dat rustige zelfvertrouwen in deze wereld
van opgewonden standjes en betweters maakte indruk op Miep.
De toespraak van de Palestijn
Machmoud was in het Engels en Miep zat het dapper uit. De al wat oudere man met
een prachtig grijze baard was aangekondigd als de officiële vertegenwoordiger
van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Gezien zijn kleding en
houding hoorde hij eerder thuis op een feestje voor diplomaten dan hier in dit
rokerigere zaaltje waar de revolutie, zo niet werd voorbereid, dan toch
tenminste uitputtend werd besproken. Machmoud straalde trouwens zelf ook uit
dat hij liever op zo’n feestje was dan hier, maar hij deed zijn best en
eindigde met een gebalde vuist en strijdkreet, die Miep niet verstond, maar
door velen in de zaal met enthousiasme werd beantwoord. “We zijn trots om hem hier te hebben,”
vertelde de voorzitter. “Vanavond vliegt hij al naar West-Berlijn en maandag
spreekt hij De Oost-Duitse Volkskammer
toe.” Na de speech, die Miep totaal niet
had begrepen, klapte ze dapper met de rest van het gezelschap mee. Machmoud
maakte nog maar een keer het V-teken met zijn rechterhand, gaf de voorzitter
een welgemeende hand en liep toen snel de zaal uit. “Iemand brengt hem nu
gelijk naar Schiphol,” fluisterde Jarno Miep in het oor.
Nadat het hoogtepunt van de
middag het gezelschap al zo snel had verlaten, kwamen de meer triviale dingen
aan de orde. Er werd in verschillende moties de solidariteit van het
Nederlandse werkende volk met de onderdrukten in Zuidelijk Afrika uitgesproken.
Daarna werd er een poging gedaan om de verschillende acties en demonstraties
wel een beetje te coördineren. In de praktijk bleek dat nog een hele opgave,
want ieder Komité was uiteraard autonoom en de vertegenwoordigers in dit
zaaltje konden niets beslissen zonder eerst de achterban uitgebreid te hebben
geraadpleegd. Hoewel vooraf was afgesproken dat de verschillende afgevaardigden
mandaat zouden hebben, bleek dat in de praktijk meer dan tegen te vallen. Miep
had er al snel genoeg van en Jarno, als hij eerlijk was, eigenlijk ook. “Dat
gezeik,” vatte Miep de bijeenkomst kort samen. “Het is prachtig weer. Laten we
naar de stad gaan.” Als compromis stelde Jarno voor nog even de lunch af te
wachten en daarna niet meer mee terug het zaaltje in te gaan. Miep vond het een
prima idee. Hun plotselinge vertrek zou vast weer worden uitgelegd als een
politieke daad en als het allemaal ook onopvallend kon, was dat misschien wel
beter.
“Diep,” zei een meisje dat bij
Miep en Jarno stond, tijdens de pauze. “Heel diep.” Omdat Miep niet toe wilde
geven dat ze helemaal geen Engels
verstond, knikte ze maar een keer. Ook Jarno stond er wat verloren bij.
“Diep?” vroeg een mannenstem, die Miep inmiddels uit duizenden zou kunnen
herkennen. Het was de man weer, die haar ook al eerder van de opdringerige
jongen aan het begin van de bijeenkomst had gered. “Echt waar?” het meisje knikte
ijverig “Natuurlijk,” zei ze. “Oh,” zei de man. “Ik verstond hem helemaal
niet.” Het meisje keek betrapt en improviseerde toen snel iets over koffie
halen. “Die man was echt volkomen onverstaanbaar,” zei de man tegen Miep en
Jarno. “Tenminste, ik(!) kon hem niet verstaan.” “Ik ook niet,” zei Miep tegen
de man, die haar nu voor de tweede keer had gered. Jarno keek maar een beetje
om zich heen. Hij had die Palestijn natuurlijk ook niet verstaan, maar hij had
het gewoon niet toe willen geven. “Arabisch Engels is een uitdaging,” zei de
man droog. Miep keek Jarno vragend aan, maar die keek weg. “Ik zal me trouwens
even voorstellen, ging de man geanimeerd verder. “Paul, Paul Anders.” Hij gaf
Miep een hand en Jarno ook. Die keek om zich heen om net als het meisje eerder,
een reden te vinden om weg te komen. “Ik moet nog even met Lars spreken,” zei
Jarno met een gezicht alsof hij het meende. Hij draaide zich al half om en gebaarde
naar Miep. “Ik kom,” zei Miep. “Praten
jullie eerst maar over belangrijke zaken onder elkaar.” Jarno liep licht geërgerd
naar Lars. Hij was nu vast aan het verzinnen wat hij überhaupt tegen Lars moest
zeggen. Dat zou hem leren om net tegen haar te doen of die Palestijn zo
interessant was, bedacht Miep met een grimmig genoegen.
De man keek Miep aan met een bijzonder geïnteresseerde blik. Voor Mieps
gevoel woog hij onhoorbaar haar gedachten.
Miep voelde zich een beetje zenuwachtig en heel erg doorzichtig onder die taxerende
blik. Die Anders zag vast hoe zij dom wel niet was. Niet meer dan een verdwaald
meisje van de huishoudschool tussen allemaal echte intellectuelen. Aan de
andere kant; wat deden die lui helemaal?
Ze praten elkaar na over een Palestijn, die ze allemaal niet hadden
verstaan en namen steeds moties aan waar echt niemand wakker van lag. Miep zette zich in haar gedachten al schrap
om de volgende onaardige opmerking te incasseren. “Je hebt gelijk,” zei
Anderson, “die haar gedachten blijkbaar inderdaad heel goed kon raden. “Iedereen
loopt hier maar een beetje interessant te doen.” “En jij?” vroeg Miep. “Wat doe jij hier dan?”
“Een goed punt,” zei de man. “,dat vraag
ik me ook steeds meer af.” Hij lachte een keer, maar Miep zag dat het vooral om
zichzelf was. “Maar,” zei hij. “misschien weet ik nu wel een goede reden voor
de volgende keer.” Miep had de ondertoon van zijn opmerking gehoord en voelde
zich even bijna blozen. “Hier,” zei de man zonder verdere enige overgang. Hij
gaf haar een kaartje. Paul Anders, Commune van de Ster, en daarna een adres op
de Oude Dijk. “De Oude Dijk,” zei Miep verhoogd, “dat is in Rotterdam.” “Dat
weet ik,” zei Anders, maar hij lachte er aller-charmantst bij. “Flauw,” zei
Miep. Anders maakte als verontschuldiging een kleine buiging. “Vergeef een oude
man,” zei hij. Miep lachte maar een keertje. “Ik vergeef het je,” zei ze met
wel erg veel gevoel in haar stem.
Jarno’s gevoel voor humor had blijkbaar
erg onder de conversatie geleden. “Wat moest die kerel van je?” vroeg hij
nijdig aan Miep. “Niets geloof ik,” zei Miep. “Nou, hij kleedde je wel zo
ongeveer uit met je ogen,” zei Jarno.
“Jij was toch met Lars in gesprek,” antwoordde Miep ironisch. “Vast over
de toespraak van de Palestijn, die niemand verstond.” Jarno haalde zijn
schouders op. “Je weet hoe onzeker ik ben over mijn opleiding,” zei Miep nijdig,
“en jij laat me gewoon zwemmen.” “Schatje,” zei Jarno, die zich op deze manier
door Miep toch weer in de verdediging liet drukken. “Niks schatje,” snauwde
Miep. “Je gaat met de vrouw van een ander ergens naar toe en nou hang jij de
jaloerse echtgenoot uit.” Jarno zei even
niets meer. “Zullen we gaan?” vroeg Miep. “De lunch is toch over een iedereen
gaat weer verder met de moties.” Jarno lachte wat verlegen. “Je hebt gelijk,”
zei hij en volgde haar gedwee.
Toen Miep en Jarno langs Het
Binnenhof liepen, door Jarno trouwhartig aangeduid als ‘Dat Rovershol’ had hij
weer genoeg moed gevat om toch nog even op Mieps gesprek met Anders terug te
komen. “Wat gaf hij je eigenlijk?” vroeg hij onschuldig tussen neus en lippen
door. “Een kaartje,” zei Miep. “Ze gaf het aan Jarno. “Misschien wil zijn
clubje wel iets doen voor het Aksie Komité.” Jarno pakte het kaartje aan, keek
er een keer aandachtig naar en stak het toen in zijn zak. Miep vroeg er verder
niet meer naar en Jarno’s stemming verbeterde zienderogen. De rest van de middag was toch nog erg
gezellig waarna ze vlakbij het Centraal Station nog een biertje dronken en om
vijf uur alweer in Rotterdam waren. Ruim op tijd voor Miep om naar huis te gaan
en op de terugweg nog even langs de poelier te gaan, want het was per slot van
rekening zaterdag, en revolutie of geen revolutie, dan werden er
kippenlevertjes gegeten in Huize van Genderen.
Miep vloekte een keer stevig binnensmonds. Ze had dat kaartje
natuurlijk nooit voor de goede vrede aan Jarno
moeten geven. Natuurlijk was hij blij geweest dat het voor haar blijkbaar niets
voorstelde, maar Mieps Engels was misschien niet geweldig; ze kon wel prima
lezen en ze had een uitstekend geheugen. Alleen het huisnummer had ze niet goed
onthouden en De Oude Dijk was natuurlijk nogal lang. Ze had eerst de tram naar Woudenstein genomen
en ondertussen goed naar beide kanten gekeken of ze ergens iets zag dat wees op
het feit de ‘Commune van de Ster’ daar was gevestigd. Maar vanuit de tram was
in ieder geval niets bijzonders aan de huizen te zien. Miep liep de hele Oude
Dijk aan de ene en daarna aan de andere kant over. Onderweg kwam ze nog een
groepje scholieren van het Libanon Gymnasium tegen, die blijkbaar op weg waren
naar Woudenstein om te gaan gymmen. Ze kon een steek van jaloezie niet
onderdrukken, maar daar ging het nu niet om. De Commune van de Ster was en
bleef gewoon onvindbaar. Terwijl Miep nog namokkend in de tram zat, dacht ze er
over na wat ze eigenlijk had gedaan als ze die commune wel had gevonden. Wat
had ze dan gedaan? “Hallo, ik ben een
vriend van Paul Anders.” Misschien had hij haar wel niet eens meer herkend.
Bovendien, na een gesprek was je toch niet gelijk iemands vriend. Het was
natuurlijk beter dat ze dat adres niet had kunnen vinden, maar aan de andere
kant; hij had haar dat kaartje toch niet voor niets gegeven, bedacht ze zich
treurig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten