donderdag 4 december 2014


Miep X (44.000 Woorden II)

Een van de voordelen van getrouwd zijn met de filiaalchef van Simon de Wit was dat hij nu eenmaal altijd op zaterdag moest werken. “Lieverdje, ik weet dat het vervelend is,” zei Henk dan goedbedoeld tegen Miep, “maar dat wist je toen we trouwden.” Miep keek er dan naturel beteuterd bij. Het was voor Henk dan ook heel zichtbaar dat ze het vreselijk vond, maar het was nu eenmaal zo. Omdat Miep aan de andere kant toch ook  niet de hele dag thuis kon zitten en ze op het Zuidplein toch maar geld uit zou geven, ging ze dan nog maar even naar een bijeenkomst van het Aksie Komité Mozambique.

“Daar zijn ze vast blij met je,” zei Henk. “Volgens mij ben je daar vaker dan thuis,” grapte hij nog. Miep haalde haar schouders op. “Het is ook zo zielig voor die negertjes,” zei Miep. Henk haalde zijn schouders op. “Als het niet Biafra is, dan is het wel ergens anders.” Henk had nou eenmaal niet zoveel  gevoel bij de ellende van anderen. “Volgens mij wordt het nooit wat met dat Afrika, maar ze zijn daar vast blij met je,” stelde Henk vast op een toon alsof hem dat in ieder geval erg verbaasde.

Na Henks vertrek ging Miep op haar gemak afwassen. Als de revolutie ooit zou komen, zou hij in ieder geval niet ’s ochtends vroeg komen. De mannen (en vrouwen) van de revolutie hielden nu eenmaal van uitslapen. En als ze nu al naar Jarno ging, lag hij vast nog in bed. Wie weet wat voor apparaten hij nog meer via zijn Deense kennissen naar Nederland had gehaald. Ze zou rustig wachten tot Jarno in ieder geval aangekleed was als ze langs kwam. Als ze wat laat was, hadden ze in ieder geval geen tijd voor al te spannende avonturen.

Jarno en Miep waren door het Uitvoerend Komité van het Aksie Komité Mozambique afgevaardigd naar de bijeenkomst in Den Haag van de gezamenlijke Aksie Komités voor Zuidelijk Afrika. Als gastspreker zou de Palestijn Machmoud een verhaal houden over internationale solidariteit. Iedereen wist natuurlijk best dat Palestina niet in Afrika lag, laat staan in Zuidelijk Afrika, maar nu deze Machmoud toch een keer in Europa was, kon je niet al te kieskeurig zijn. Verder stond natuurlijk de steun aan de MPLA in Angola en het ANC in Zuid-Afrika op de agenda. Er werden daarnaast in ieder geval meerdere moties verwacht. “Hebben al die moties nou zin?” vroeg Miep een keer, maar dat was blijkbaar een hele domme vraag. Laetitia had een keer schamper gelachen. “Jarno loopt zijn pik achterna, voor het goede gesprek heeft hij die Miep zeker niet,” had ze net zo hard gezegd dat iedereen het toch nog kon horen. Miep had haar koelbloedig genegeerd. Het kon haar eerlijk gezegd weinig schelen wat Laetitia van haar vond en daarnaast had Laetitia ook volgens Miep gewoon gelijk. De andere leden van het Uitvoerend Komité vonden echter Laetitia een kenau en Miep daarentegen een schatje.  Ze lachte altijd zo lief en hield eigenlijk bij iedere discussie haar mond. Het was daarom goed dat Laetitia een keer op haar nummer werd gezet en zeker nog wel door een echt arbeidersmeisje. “Het gaat om de internationale solidariteit,” had Steven gezegd. “Alleen dan kan wij het imperialisme verslaan.” Miep had lief gelachen. Het was bovendien een aardige jongen en voor zover Miep kon zien, was hij vreselijk verliefd op haar.

Het wijkcentrum waar de bijeenkomst werd gehouden, lag nog een aardig stukje van Den Haag Holland Spoor. Jarno had de tram willen nemen, maar Miep had voorgesteld om te gaan lopen. Het was prachtig weer en hier konden ze in tegenstelling tot in Rotterdam wel gewoon een keer als een normaal stelletje hand in hand lopen. “We lijken wel getrouwd,” stelde Jarno zorgelijk vast. “Bijna burgerlijk,” grijnsde Miep. Jarno keek vies, maar hij hield Mieps hand toch stevig vast. “Je ziet er echt leuk uit,” zei hij. Miep legde haar hoofd tegen zijn schouder terwijl ze samen naar het wijkcentrum wandelden. “Burgerlijk is lekker,” zei Miep plagerig.

In het rokerige wijkcentrum zaten een aantal oude mannen wat verbaasd over alle aanloop van al dat harige jonge volk aan de bar hun koffie te drinken en hun shag te roken. Er stond een groot bord met een rode pijl er op met daarboven geschreven ‘Zuidelijk Afrika.’ Jarno kende blijkbaar een groot aantal aanwezigen al. Er werd stevig op los gezoend. Ook Miep werd, als begeleider van Jarno, door een groot aantal mannen en vrouwen afgelikt. Daarna ging de shag rond en een klein bruin zakje. “Weed,” zei Jarno tegen Miep. Het viel haar op en mee dat Jarno zelf wel de shag, maar niet de weed aannam.  ”Joh, neem er ook een,” begon een jonge man in een spijkerpak met een enorme baard tegen Miep. “Nee,” zei Miep gedecideerd. “Doe niet zo kinderachtig.” Ze keek waar Jarno was, maar die was aan de andere kant van het zaaltje druk in gesprek. “Doe niet zo burgerlijk,” ging de jongen door. “Ze wil niet,” hoorde Miep een mannenstem naast haar zeggen. “Maar,” ging de jongen verder. “Ze wil niet,” zei de man, die inmiddels naast haar was gaan staan. “Nou,” zei de jongen nog verontwaardigd. De man had een strak gesneden donker pak aan en viel daarmee nogal uit de toon tussen alle spijkerpakken. Hij was waarschijnlijk een jaar of vijfendertig. Hij zei verder niets, maar het was blijkbaar genoeg. Een beetje mokkend, liep de jongen door. “Verstandig,” zei de man begripvol tegen Miep. “Je moet dat alleen doen als je het zelf wil.” “Ik rook niet eens,” zei Miep verontschuldigend. “Verstandig,” zei de man opnieuw, “heel verstandig,” en hij liep na een vriendelijk knikje door. Miep keek hem na. De man liep naar de achterkant van het zaaltje en ging daar rustig zitten. Hij bekeek de zaal met interesse, maar blijkbaar volkomen op zijn gemak. Al dat rustige zelfvertrouwen in deze wereld van opgewonden standjes en betweters maakte indruk op Miep.

De toespraak van de Palestijn Machmoud was in het Engels en Miep zat het dapper uit. De al wat oudere man met een prachtig grijze baard was aangekondigd als de officiële vertegenwoordiger van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Gezien zijn kleding en houding hoorde hij eerder thuis op een feestje voor diplomaten dan hier in dit rokerigere zaaltje waar de revolutie, zo niet werd voorbereid, dan toch tenminste uitputtend werd besproken. Machmoud straalde trouwens zelf ook uit dat hij liever op zo’n feestje was dan hier, maar hij deed zijn best en eindigde met een gebalde vuist en strijdkreet, die Miep niet verstond, maar door velen in de zaal met enthousiasme werd beantwoord.  “We zijn trots om hem hier te hebben,” vertelde de voorzitter. “Vanavond vliegt hij al naar West-Berlijn en maandag spreekt hij De Oost-Duitse  Volkskammer toe.”  Na de speech, die Miep totaal niet had begrepen, klapte ze dapper met de rest van het gezelschap mee. Machmoud maakte nog maar een keer het V-teken met zijn rechterhand, gaf de voorzitter een welgemeende hand en liep toen snel de zaal uit. “Iemand brengt hem nu gelijk naar Schiphol,” fluisterde Jarno Miep in het oor.

Nadat het hoogtepunt van de middag het gezelschap al zo snel had verlaten, kwamen de meer triviale dingen aan de orde. Er werd in verschillende moties de solidariteit van het Nederlandse werkende volk met de onderdrukten in Zuidelijk Afrika uitgesproken. Daarna werd er een poging gedaan om de verschillende acties en demonstraties wel een beetje te coördineren. In de praktijk bleek dat nog een hele opgave, want ieder Komité was uiteraard autonoom en de vertegenwoordigers in dit zaaltje konden niets beslissen zonder eerst de achterban uitgebreid te hebben geraadpleegd. Hoewel vooraf was afgesproken dat de verschillende afgevaardigden mandaat zouden hebben, bleek dat in de praktijk meer dan tegen te vallen. Miep had er al snel genoeg van en Jarno, als hij eerlijk was, eigenlijk ook. “Dat gezeik,” vatte Miep de bijeenkomst kort samen. “Het is prachtig weer. Laten we naar de stad gaan.” Als compromis stelde Jarno voor nog even de lunch af te wachten en daarna niet meer mee terug het zaaltje in te gaan. Miep vond het een prima idee. Hun plotselinge vertrek zou vast weer worden uitgelegd als een politieke daad en als het allemaal ook onopvallend kon, was dat misschien wel beter.

“Diep,” zei een meisje dat bij Miep en Jarno stond, tijdens de pauze. “Heel diep.” Omdat Miep niet toe wilde geven dat ze helemaal geen Engels  verstond, knikte ze maar een keer. Ook Jarno stond er wat verloren bij. “Diep?” vroeg een mannenstem, die Miep inmiddels uit duizenden zou kunnen herkennen. Het was de man weer, die haar ook al eerder van de opdringerige jongen aan het begin van de bijeenkomst had gered. “Echt waar?” het meisje knikte ijverig “Natuurlijk,” zei ze. “Oh,” zei de man. “Ik verstond hem helemaal niet.” Het meisje keek betrapt en improviseerde toen snel iets over koffie halen. “Die man was echt volkomen onverstaanbaar,” zei de man tegen Miep en Jarno. “Tenminste, ik(!) kon hem niet verstaan.” “Ik ook niet,” zei Miep tegen de man, die haar nu voor de tweede keer had gered. Jarno keek maar een beetje om zich heen. Hij had die Palestijn natuurlijk ook niet verstaan, maar hij had het gewoon niet toe willen geven. “Arabisch Engels is een uitdaging,” zei de man droog. Miep keek Jarno vragend aan, maar die keek weg. “Ik zal me trouwens even voorstellen, ging de man geanimeerd verder. “Paul, Paul Anders.” Hij gaf Miep een hand en Jarno ook. Die keek om zich heen om net als het meisje eerder, een reden te vinden om weg te komen. “Ik moet nog even met Lars spreken,” zei Jarno met een gezicht alsof hij het meende. Hij draaide zich al half om en gebaarde naar Miep. “Ik kom,” zei  Miep. “Praten jullie eerst maar over belangrijke zaken onder elkaar.” Jarno liep licht geërgerd naar Lars. Hij was nu vast aan het verzinnen wat hij überhaupt tegen Lars moest zeggen. Dat zou hem leren om net tegen haar te doen of die Palestijn zo interessant was, bedacht Miep met een grimmig genoegen.

De man keek Miep aan met een bijzonder geïnteresseerde blik. Voor Mieps gevoel woog hij onhoorbaar haar gedachten. Miep voelde zich een beetje zenuwachtig en heel erg doorzichtig onder die taxerende blik. Die Anders zag vast hoe zij dom wel niet was. Niet meer dan een verdwaald meisje van de huishoudschool tussen allemaal echte intellectuelen. Aan de andere kant; wat deden die lui helemaal?  Ze praten elkaar na over een Palestijn, die ze allemaal niet hadden verstaan en namen steeds moties aan waar echt niemand wakker van lag.  Miep zette zich in haar gedachten al schrap om de volgende onaardige opmerking te incasseren. “Je hebt gelijk,” zei Anderson, “die haar gedachten blijkbaar inderdaad heel goed kon raden. “Iedereen loopt hier maar een beetje interessant te doen.”  “En jij?” vroeg Miep. “Wat doe jij hier dan?” “Een goed punt,” zei de  man. “,dat vraag ik me ook steeds meer af.” Hij lachte een keer, maar Miep zag dat het vooral om zichzelf was. “Maar,” zei hij. “misschien weet ik nu wel een goede reden voor de volgende keer.” Miep had de ondertoon van zijn opmerking gehoord en voelde zich even bijna blozen. “Hier,” zei de man zonder verdere enige overgang. Hij gaf haar een kaartje. Paul Anders, Commune van de Ster, en daarna een adres op de Oude Dijk. “De Oude Dijk,” zei Miep verhoogd, “dat is in Rotterdam.” “Dat weet ik,” zei Anders, maar hij lachte er aller-charmantst bij. “Flauw,” zei Miep. Anders maakte als verontschuldiging een kleine buiging. “Vergeef een oude man,” zei hij. Miep lachte maar een keertje. “Ik vergeef het je,” zei ze met wel erg veel gevoel in haar stem.

Jarno’s gevoel voor humor had blijkbaar erg onder de conversatie geleden. “Wat moest die kerel van je?” vroeg hij nijdig aan Miep. “Niets geloof ik,” zei Miep. “Nou, hij kleedde je wel zo ongeveer uit met je ogen,” zei Jarno.  “Jij was toch met Lars in gesprek,” antwoordde Miep ironisch. “Vast over de toespraak van de Palestijn, die niemand verstond.” Jarno haalde zijn schouders op. “Je weet hoe onzeker ik ben over mijn opleiding,” zei Miep nijdig, “en jij laat me gewoon zwemmen.” “Schatje,” zei Jarno, die zich op deze manier door Miep toch weer in de verdediging liet drukken. “Niks schatje,” snauwde Miep. “Je gaat met de vrouw van een ander ergens naar toe en nou hang jij de jaloerse echtgenoot uit.”  Jarno zei even niets meer. “Zullen we gaan?” vroeg Miep. “De lunch is toch over een iedereen gaat weer verder met de moties.” Jarno lachte wat verlegen. “Je hebt gelijk,” zei hij en volgde haar gedwee.

Toen Miep en Jarno langs Het Binnenhof liepen, door Jarno trouwhartig aangeduid als ‘Dat Rovershol’ had hij weer genoeg moed gevat om toch nog even op Mieps gesprek met Anders terug te komen. “Wat gaf hij je eigenlijk?” vroeg hij onschuldig tussen neus en lippen door. “Een kaartje,” zei Miep. “Ze gaf het aan Jarno. “Misschien wil zijn clubje wel iets doen voor het Aksie Komité.” Jarno pakte het kaartje aan, keek er een keer aandachtig naar en stak het toen in zijn zak. Miep vroeg er verder niet meer naar en Jarno’s stemming verbeterde zienderogen.  De rest van de middag was toch nog erg gezellig waarna ze vlakbij het Centraal Station nog een biertje dronken en om vijf uur alweer in Rotterdam waren. Ruim op tijd voor Miep om naar huis te gaan en op de terugweg nog even langs de poelier te gaan, want het was per slot van rekening zaterdag, en revolutie of geen revolutie, dan werden er kippenlevertjes gegeten in Huize van Genderen.

Miep vloekte een keer stevig binnensmonds. Ze had dat kaartje natuurlijk nooit voor de goede vrede aan Jarno moeten geven. Natuurlijk was hij blij geweest dat het voor haar blijkbaar niets voorstelde, maar Mieps Engels was misschien niet geweldig; ze kon wel prima lezen en ze had een uitstekend geheugen. Alleen het huisnummer had ze niet goed onthouden en De Oude Dijk was natuurlijk nogal lang.  Ze had eerst de tram naar Woudenstein genomen en ondertussen goed naar beide kanten gekeken of ze ergens iets zag dat wees op het feit de ‘Commune van de Ster’ daar was gevestigd. Maar vanuit de tram was in ieder geval niets bijzonders aan de huizen te zien. Miep liep de hele Oude Dijk aan de ene en daarna aan de andere kant over. Onderweg kwam ze nog een groepje scholieren van het Libanon Gymnasium tegen, die blijkbaar op weg waren naar Woudenstein om te gaan gymmen. Ze kon een steek van jaloezie niet onderdrukken, maar daar ging het nu niet om. De Commune van de Ster was en bleef gewoon onvindbaar. Terwijl Miep nog namokkend in de tram zat, dacht ze er over na wat ze eigenlijk had gedaan als ze die commune wel had gevonden. Wat had ze dan gedaan?  “Hallo, ik ben een vriend van Paul Anders.” Misschien had hij haar wel niet eens meer herkend. Bovendien, na een gesprek was je toch niet gelijk iemands vriend. Het was natuurlijk beter dat ze dat adres niet had kunnen vinden, maar aan de andere kant; hij had haar dat kaartje toch niet voor niets gegeven, bedacht ze zich treurig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten