Het deed het baasje van de Simca
1100 zichtbaar en hoorbaar verdriet dat hij afscheid moest nemen van zijn
lichtblauwe vriendje. Miep had nog voorgesteld dat Henk alleen zou gaan, maar
hij had er op gestaan dat ze met hem mee zou gaan op dit belangrijke moment.
“Een auto koop je niet ieder dag,” zei Henk plechtig en daar had hij natuurlijk
wel gelijk in. “Er komt hier een metro,” had Henk optimistisch gezegd terwijl
ze in de bus op de Groene Kruisweg op weg naar Hoogvliet waren. “Daar hebben we
nu niets aan,” had Miep wat bits geantwoord. Door dit avontuur met die
vreselijke Simca was ze toch al een hele middag met Anders misgelopen en Henk
kon die middag dan ook niet veel goed doen. De eigenaar van het autootje was
een trouwens een kenner van Simca’s. Hij vertelde Henk uitgebreid over de
aparte ligging van de motor en over alle voordelen van voorwielaandrijving.
Miep zat er niet op te wachten en Henk eigenlijk ook niet. Toen uiteindelijk
alle papieren waren uitgewisseld en wat nog veel langer duurde, alle verhalen over
de Simca eindelijk verteld, maakte Henk dan ook snel een einde aan het gesprek
met zijn nieuwe beste vriend. Henk beloofde nog manmoedig om ooit een keer
langs te komen of te schrijven, maar toen was de koek dan ook voor hem wel echt
op. Henk en Miep reden nog wat onwennig samen over de betonplaten van de Groene
Kruisweg de toekomst in. Henk had de slag al vrij snel weer te pakken. Hij reed
echt met flair over de toch wat hobbelige weg. Laten we even naar de Heijplaat
gaan,” zei hij. “Wat is daar te beleven?” vroeg Miep. “Niets,” zei Henk, “Het
is een volkomen mislukt door havens ingesloten stukje Rotterdam.”
“Waarom wil je er dan naar toe?”
vroeg Miep mijdig. “Ik ben er nog nooit geweest,” zei Henk. Miep haalde haar
schouders op. “Goed hoor,” zei ze onverschillig, “als jij dat wilt.”
De komst van de Simca gooide
Mieps leven op meer dan één manier in de war. Henk had bedacht dat nu ze een auto hadden, ze er ook vooral van
moesten genieten. Op zondag naar de Musschen was er bijna niet meer bij; er
moest van nu af aan worden gereden. Brielle, Rockanje en de nu via de nieuwe
dijken bereikbare Zeeuwse eilanden. Je kon het zo snel niet verzinnen of Henk
reed er naar toe. Vaak was het best leuk en Miep had er vast van genoten als
het met Anders was geweest, maar nu ging het toch te vaak ten koste van haar
afspraken met diezelfde Anders. De
eerste keer naar dat ze naar Antwerpen gingen, had Miep zich dan weer echt
voorgesteld als een feestje, maar Henk nam prompt die keer zijn moeder ook mee.
Henks moeder moest natuurlijk voorin zitten vanwege haar rug en zere benen. Al bij Breda was ze al zenuwachtig geweest
over de paspoortcontrole, die in de praktijk bestond uit twee vriendelijk
knikkende Belgische douaniers. Miep had zich de hele weg alleen maar in stilte
zitten verbijten.
Op de Oude Dijk hoorde Miep er
inmiddels gelukkig wel helemaal bij. Het hele gezelschap van Commune de Ster
bestond uit Anders, Klara, Rogier en Manon. “Rogier compenseert dat hij
eigenlijk een Belgische katholiek is,” vertelde Anders aan Miep. Ze begreep het
niet. “Rogier gedraagt zich als een soort Jarno, omdat hij wil laten zien dat
ook Belgen wel degelijk revolutionair kunnen zijn.” Miep vond het allemaal best
wat Rogier deed. Ook de grote standaardposter van Che Guevara op zijn deur kon haar in ieder geval niets schelen.
Manon was vast heel aardig, maar leek verder vooral op een biggetjes. Eigenlijk
had Miep alleen maar moeite met de aanwezigheid van Klara in de commune. Klara
was altijd aardig tegen haar en leek ook helemaal geen aanleiding te geven tot
Mieps wantrouwen, maar die was nog steeds niet over haar eerste indruk van
Klara en Anders samen heen.. Vooral het eten met zijn allen vond Miep wel erg
gezellig. Als ze mee at, was ook Cora, de vriendin van Rogier, er ook vaak bij.
Met zijn zessen werd de wereldpolitiek dan uitgebreid doorgesproken. Hierbij
was de vaste rolverdeling dat Rogier het meest anti-Amerikaanse standpunt
vertegenwoordigde en Anders meer op de gematigde lijn zat. Daarna verweet Rogier Anders dan weer
steevast dat hij alleen maar zo gematigd was om de belangen van zijn ouders te
beschermen. Door weinig te zeggen en veel te luisteren, kwam Miep er achter dat
de ouders van Anders alles behalve arm waren. “Wat doet je vader eigenlijk?” vroeg Miep aan
Anders. “Zo min mogelijk volgens mij,” zei
Anders. “Flauw, maar wat doet hij echt?” Soms kan Anders echt zo
verschrikkelijk in dooddoeners antwoorden. “Hij doet echt zo weinig mogelijk,”
zei Anders, “daar is hij heel trots op. Verder is hij directeur en eigenaar van
een chocoladefabriek.” Miep keek er van op. “Hoe word je dat nou?” vroeg ze.
“Gewoon erven,” zei Anders. “Mijn opa deed in cacao uit Indonesië en toen hij
terug kwam naar Nederland is hij een groothandel gestart. Daarna is hij voorzichtig gestart met het
zelf aan banketbakkers aanbieden van chocoladehazen en sinterklazen. Uiteindelijk
werd dat een succes. Mijn vader heeft daarna nog in een aantal banketbakkers
aandelen genomen. Had hij gelijk de klandizie veilig gesteld.” “Toevallig ook
in Bakkerij van Manen aan de Avenue Concordia?” vroeg Miep nonchalant, maar
Anders had het gelijk door. Hij keek betrapt. “Ze hadden wel echt iemand nodig
hoor,” zei hij. Miep gaf hem een kus. “Nou ben ik ook nog bij je in dienst,”
zei ze. “Nu moet ik echt alles doen wat jij wilt.” Anders kuste haar terug,
maar zei niet zo veel. “Daarna zijn mijn
ouders in Reeuwijk gaan wonen aan de Plas, maar mijn moeder hield het daar niet
uit.” “Wat doet je moeder?”vroeg Miep. “Vooral op mijn vader letten,” zei
Anders. “En dit keer meen ik het. Of zijn gulp staat open, of de knoopjes van
zijn overhemd zijn verkeerd geknoopt. Hij vergeet ook al zijn afspraken.” Miep schoot in de lach. “Maar hij is wel
directeur zei je toch?” Anders knikte. “En een goede ook.” Miep vond het een
raar verhaal. “Eigenlijk ben je gewoon heel rijk,” zei Miep. “Rogier heeft
gewoon gelijk. Je wil helemaal geen wereldrevolutie.”Anders knikte. “Nee,” zei
hij, “dat wil ik inderdaad niet. Maar zo’n pretje was het allemaal niet hoor.
Met kerst zat ik aan de paashazen en in september aan de sinterklazen. Ik kan
trouwens nog steeds geen kersenbonbon meer zien.” Hij keek er overtuigend heel
treurig bij. “Ik vind het zielig,” zei Miep. “Echt heel zielig.” “Pas maar op,”
zei Anders. “Ja,” zei Miep, “want ik ben nu niet alleen je slavin, maar ook nog
gewoon je werkneemster.” Anders was het zat; hij greep haar stevig beet en
duwde haar op het bed. “Uitbuiter,” zei Miep. Dat was het laatste zetje dat Anders
nodig had. Hij bond haar vast aan het bed en stopte een prop in haar mond. Dat
alles had hem zo opgewonden dat hij snel Mieps rokje naar boven schoof. Daarna
pakte hij een schaar. Miep schrok er van. Wat was die gek nou weer van plan?
Maar het viel mee; Anders knipte alleen maar Mieps slipje kapot. “Sloopuhh,”
brieste Miep door haar prop heen. Anders duwde haar dijen nog verder open en
drukte zijn penis naar binnen. Miep
rukte aan haar boeien, maar kon niet voorkomen dat ze druipnat werd. Haar
gesputter werd steeds minder en ging steeds meer over in gehijg. Anders kwam
vrij snel en haalde de prop uit haar mond. “Lul,” zei Miep terwijl ze Anders
hartstochtelijk kuste. “Kapitalist. Burgermannetje!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten