zondag 31 mei 2015

Inge VII

“Volgens mij is bureaucratie een Frans woord,” zei Inge toen ze Bart min of meer half verscholen achter zijn stapel papieren en formulieren zag. “Ja,” zei Bart, “en inspraak dan weer niet.”  Inge gaf hem een kus en streek een keer met haar hand door zijn haar. “is het veel?” vroeg ze begripvol. “Ach,” zei Bart, “als je het allemaal een keer moest invullen, maar zo werkt het hier niet.” Inge keek een keer vragend. “Dit is de gemeente,” zei Bart terwijl hij naar een stapelte papieren wees, “de burgemeester hier is een aardige kerel en absoluut niet tegen buitenlanders, maar….” Inge vermoedde al dat het daarmee niet afgelopen was. “Het canton heeft aparte formulieren en die moeten ook allemaal worden ingevuld. Het is me nog steeds onduidelijk waar het arrondisement over gaat, maar formulieren hebben ze genoeg. “

“Vervelend,” zei Inge. Ze vond het al vervelend om haar rapport na de nachtdienst in te vullen, laat staan als je alles twee keer moest doen. “Dan hebben we hier nog het departement,” ging Bart verder. “Wat doen die?” vroeg Inge. “Eigenlijk alleen maar de burgemeester in de gaten houden,”zei Bart berustend, “en vaak is dat wel nodig ook, maar daar gebruiken ze dan ook weer stapels papier bij.” Bart pakte de koffie die Inge had gezet aan met een glimlach. Dit is voor hier in de buurt met wel ruim vijftienhonderd inwoners een flinke plaats, maar er zijn ook plaatsjes met een paar honderd inwoners en allemaal hun eigen bijna kindse wijnboertje als burgemeester.”  Inge kende de gemeentepolitiek eigenlijk alleen maar uit de vaak zeer saaie verhalen van Ada en hoewel de Zuid-Franse zon alles wat vriendelijker inkleurde, kon Inge zich voorstellen dat het hier allemaal niet beter was. “En negeren?” vroeg Inge, want van Bart jan had ze ooit begrepen dat de meeste formulieren, rapportages en dagstaten toch werden genegeerd. In het zieknehuis waar ze werkte, had ze trouwens zelf ook dat idee al eerder gehad. Bart lachte een keer schamper. “Dat moet ik ze hier allemaal nageven,” zei hij, “als er een formulier ontbreekt, staat gelijk alles stil. Blijkbaar kijken ze in ieder geval na of het formulier in het dossier zit. Wat doe je trouwens vanmiddag? Ga je mee naar Beziers of blijf je hier aan het zwembad hangen?”  Inge gaf Bart weer een kus. “Ik laat jou lekker sloven bij Franse Bureaucraten en ga zelf luieren,” zei ze. “Wat denk je nou zelf? Natuurlijk, ga ik mee.” Bart trok haar bij hem op schoot en legde zijn hoofd tegen haar borsten aan. “Je bent lief,” zei hij.

Dankzij, nou eerlijk gezegd, vooral Ada’s huiswerk wist Inge dan wel alles over de tragedie die Beziers zoveel eeuwen eerder had getroffen, maar nu was het een gewone Franse stad en toevallig de hoofdstad van het gelijknamige arrondissement.  In de stad herinnerde natuurlijk niets meer aan al die ellende; ook al omdat de lokale middenstand waarschijnlijk maar al te goed begreep dat ze het toch voor wat betreft de toeristenindustrie af zouden leggen van het kasteel in Carcassonne. Sommige concurrentie moest je gewoon niet aan willen gaan. Inge begreep wel waarom ambtenaren in Frankrijk toch wel iets anders waren dan in Nederland. De ambtenaren hier hadden de volle grandeur van de Republique Francaise achter zich en dat zag er nu eenmaal anders uit dan in Nederland. Het gebouw van het arrondissement leek vooral op een groot uitgevallen Griekse tempel, compleet zuilen en trappen. Wie in zo’n gebouw werkte, voelde zich natuurlijk toch al snel belangrijker dan een ambtenaar in een saai kantoorgebouw. Barts makelaar stond beneden aan de trap al op hem te wachten. Het was een wat oudere man,strak in het pak, met een bruinverbrand gezicht. “Wat leuk,” zei de man in accentloos Nederlands, “ik zie dat u uw vrouw ook heeft meegenomen.” Hij gaf eerst Inge en toen Bart een hand. “Van Dorp, mijn makelaar,” stelde Bart de man aan Inge voor. “Van Dorp?” vroeg Inge. De man knikte een keer. “Als sinds 1989 actief hier in de buurt als makelaars en bemiddelaaars.” Bart gaf Inge een kus. “Als jij nou de stad ingaat, gaan wij dit regelen.” Inge voelde zich op dit moment wel heel erg de vrouw van Bart. Ze gaf een kuise kus op zijn wang, zoals ze zich voorstelde vrouwen zouden doen, die weliswaar al heel lang waren getrouwd, maar toch nog steeds wel van hun man hielden. Toen de beide mannen, Bart en zijn makelaar samen de monumentale trap opliepen, keek Inge ze met enige trots na. De portier liet hen zonder veel plichtplegingen binnen.  Ze zou eens gaan kijken wat er voor winkels hier in de buurt waren, maar ze had niet echt de behoefte om geld uit te geven. Merkwaardig genoeg had ze dat eigenlijk altijd alleen maar als ze ergens met Bart Jan was.

Aan Barts loop kon Inge zien, dat hij blijkbaar redelijk tevreden was hoe het gesprek was verlopen. Van Dorp liep er, zo te zien eveneens tevreden, naast. “Laat me raden,” zei Inge, die vooral aan van Dorp wilde laten zien dat ze Bart door en door kende,  hoewel dat natuurlijk eigenlijk bluf was. Bart en van Dorp gingen bij haar aan het tafeltje zitten. “Prima gegaan,” zei Bart, “het is nu alleen nog een van op de juiste stempels wachten.” Van Dorp gebaarde het meisje dat op het terras liep en bestelde voor zichzelf en Bart een biertje. “Wilt u nog een wijntje?” vroeg hij aan Inge. “wanneer denk je dat het rond is?’’ vroeg Bart aan van Dorp. Die haalde zijn schouders op. “Het blijft Frankrijk,” zei hij, “maar met twee, maximaal drie maanden moet het toch allemaal wel rond zijn.” Dat antwoord viel Inge tegen en ze zag aan Barts gezicht dat ze daarin niet de enige was. Van Dorp wapperde geruststellend met zijn handen. “Zolang je de burgemeester niet tegen hebt, is handhaving hier ook maar een relatief begrip. Ik zou gewoon beginnen, maar een beetje terughoudend. Voorlopig geen groot vuurwerk op 14 juli.” Bart begreep dat er voorlopig niet veel anders opzat.  “Ga je vanavond nog naar Résine?” vroeg hij aan van Dorp. “Helaas,” zei van Dorp, “andere drukke bezigheden, maar gaan jullie wel?” Bart keek wat moeilijk. “Ach,” zei hij daarna op een manier, die Inge vooral berustend vond. Van Dorp begreep het blijkbaar, want hij maakte een vergelijkbaar gebaar. “Soms moet je wat,” stelde hij lijdzaam vast. Inge hield haar mond, maar brandde van nieuwsgierigheid, alleen ging ze er vanuit dat haar geloofwaardigheid als langdurige echtgenote van Bart zou lijden als ze nu opeens allerlei vragen ging stellen.  Maar gelukkig hoefde Inge niet lang te branden, want van Dorp, voor wie het nu eenmaal niet allemaal vakantie, maar gewoon werk was, nam snel afscheid.

“Gezellig,’ zei Inge een beetje pesterig. Bart keek maar wat moeilijk. Soms kon hij zo aandoenlijk verlegen zijn. Camping Résine was zo ongeveer alles waar Inge’s ouders zo’n vreselijke hekel aan hadden gehad. Dat het hier niet alleen een door Nederlanders gedreven camping betrof, maar dat de beoogde doelgroep ook volkomen Nederlands was, bleek alleen al uit het aanbod snacks, dat volgens de vrolijke kleine postertjes van de fabrikant uit ‘vleeskroketten, maar dan de echte!’ en ‘de originele frikadellen’ bestond.  De Nederlandstalige muziek en de Nederlandse commerciële zender, die gelukkig geen geluid produceerde, maakten het beeld voor Inge helemaal af. Ze stelde zich voor dat het hier vroeger wel gezellig zou zijn geweest, met meisje en zeker ook jongens, die ze wel kon verstaan. Aan de bar had zich een bont gezelschap verzameld dat maar een ding gemeen had:  ze spraken allemaal Nederlands.  

Na het vertrek van van Dorp had Inge gelijk aan Bart gevraagd waar ze dan vanavond wel naartoe gingen. Bart had uitgelegd dat een keer in de maand op camping Résine de Nederlandse club uit de omgeving bij elkaar kwam. Het was een bont gezelschap van keurige penssionado’s tot vrije jongens, die de tweedehands auto’s hadden ingeruild voor huizen of campings.  “Het is de plek waar je alles hoort,” zei Bart min of meer verontschuldigend, “en de culturele vereniging komt er ook bij elkaar.” Inge moest er om lachen. Ze wees naar de aanplakbiljetten voor kroketten en frikadellen. “Je hebt gelijk,” zei Inge, “het inderdaad allemaal heel authentiek Nederlands.” Bart bleek ondanks al zijn reserves en terughoudendheid hier toch heel veel mensen te kennen. Inge, die blij was dat ze een moment niet op eieren hoefde te lopen, vond het allemaal al lang best. Het programma aan de bar bestond uit elkaar bijpraten over te koop staande huizen en campings en lekker met zijn allen klagen over al dan niet vermeende franse bureaucratische willekeur. Daarna viel het gezelschap toch wel een beetje uit elkaar. De keurige pensionado’s en de alternatievelingen gingen allemaal aan de ene lange tafel zitten. De vrije jongens hadden hun eigen tafel, maar het was duidelijk dat beide groepen elkaar niet uitsloten of negeerden. “In Frankrijk zijn we opeens gewoon allemaal Nederlanders,”  zei Bart, die ook verder de smartlappen gelaten over zich heen liet komen.

Toon en Anneke, de respectievelijke gastheer en gastvrouw hoorden zichtbaar, maar ook hoorbaar meer tot de vrije jongens. Vooral Toon kon in geuren en kleuren over al het hem aangedane leed vertelleen. De burgemeester van het gehucht waar de camping bij hoorde, was niet alleen de marketingmanager van de lokale coöperatie van wijnboeren, maar ook namens het Front National burgemeester.  Vanuit die politieke overtuiging had ze een diepgewortelde hekel aan buitenlanders, waarbij ze tot Toons verdriet en onbegrip weigerde om onderscheid te maken tussen Nederlanders en andere buitenlanders.  Ze had geprobeerd om Toon te verplichten om alle woeste gronden en dat waren er nogal wat in de heuvelachtige gebied, vrij van bosschages te houden in verband met bosbrandgevaar. Het was natuurlijk volkomen onredelijk geweest en met behulp van van Dorp had hij met succes geklaagd bij het arrondissement. Sindsdien was het oorlog tussen het dorp en de nog kleinere Nederlandse enclave. Alleen bleek de burgemeester in dit gevecht vaak de machtigste. “Het is echt schandalig,” zei Toon met oprechte verontwaardiging, “ik heb zelf ook mijn bedenkingen bij buitenlanders, dus ik begrijp de burgemeester best.” Inge keek Bart vragend aan. “Geloof me maar,” zei Bart zachtjes tegen haar, “Toon begrijpt echt niet dat hij in de ogen van de burgemeester hier ook een buitenlander is.” Inge schoot in de lach, maar ze wist dat goed te maskeren door snel een slok wijn te nemen. “Hoe doe jij dat?” vroeg Inge aan Bart. “Ten eerste heb ik te maken met een andere burgemeester en ten tweede heb ik met de voorzitter van de coöperatie bij ons in het dorp afgesproken dat hij een keer in de maand een wijnproeverij voor de gasten mag organiseren.” Inge vond het allemaal mooi en aardig, maar dat bedoelde ze niet. “Wat doe jij met de burgemeester?” vroeg Inge nog een keer. “Schatje,” zei Bart, “denk jij echt dat burgemeester in een wijnstreek als deze ooit tegen de voorzitter van de lokale coöperatie ingaat?’’ Inge haalde eerst haar schouders op, maar toen begreep ze de logica wel. “Niet de burgemeester, maar de voorzitter van de coöperatie is hier in de buurt de baas,” zei Bart. “Dat zou allemaal wat voor Ada en die vriend van haar zijn,” zei Inge. Bart schoot in de lach. “Ik denk dat ze zich allebei als een vis in het water zouden voelen.”

Naarmate de wijn rijkelijker vloeide, werd iedereen een stukje losser. Bij de karaoke was het nog steeds vooral de tafel met de vrije jongens, die de kandidaten leverde, maar het nog steeds prachtige weer en vooral de wijn maakte ook de rest van het gezelschap mild. Er werd wat goedmoedig meebewogen op de muziek..  Inge zag  dat Toon en Anneke de rollen goed hadden verdeeld. Toon was nu definitief overgestapt naar de tafel van de vrije jongens en trad daar op als de grote gangmaker. Anneke was bij de andere tafel gaan zitten en keek vooral half mild, half ironisch naar de activiteiten van haar man. Inge vroeg zich af wat daarvan was gespeeld ten behoeve van haar publiek en in hoeverre het was gemeend.  Bart was overgestapt op het water. Hij sloeg zijn arm om Inge heen. Ze had het idee dat hij zich wel amuseerde, maar ook mijlen ver weg was met zijn gedachten. “Waar denk je aan?” vroeg Inge. Bart haalde zijn schouders op. “Eigenlijk nergens aan,” zei hij, maar Inge kende hem inmiddels goed genoeg om te weten dat hij loog. Om zich er vanaf te maken, drukte hij Inge nog een keer stevig tegen zich aan. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. “niets bijzonders,’ zei hij nog geruststellend.

De rest van de avond werd de stemming in het gezelschap steeds joliger. Aan het eind van de avond playbackte zelfs een wat zichtbaar alternatieve dame toch nog een nummer van Andre Hazes met zo’n houding van: eigenlijk ben ik ook soms een hele gewone meid. Inge, die bij dit alles toch vooral oog voor Bart had, zag dat hij steeds meer van deelnemer in toeschouwer veranderde. Ze had het idee dat hij het allemaal zonder waardeoordeel registreerde, maar Inge werd er toch wat nerveus van. Op zulke momenten leek hij meer op Ada’s vriend dan Inge prettig vond. Bij Breuer voelde ze zich al nooit helemaal op haar gemak en op zulke momenten bij Bart ook niet. “Vind je het niet leuk?’’ vroeg ze toch een beetje gespannen. Bart glimlachte geruststellend tegen haar. “Nee hoor,” zei hij manmoedig, “ik vind het best aardig.”  Inmiddels wist Inge wel dat dit toch altijd nog een hele categorie beter was dan ‘wel aardig,’ maar erg enthousiast klonk het ook niet.

“Het meest bizarre is nog dat ze nu de beste maatjes is met mijn ex,” zei een man met een licht meewarige grijns tegen de vrouw, die naast Inge zat. Inge ging er eens lekker voor zitten. Een smeuïge roddel, ook al was het dan over mensen die ze niet kende, liet ze zich toch niet zo snel ontnemen. “Ze moest eens weten,” vervolgde de man. Inge’s buurvrouw knikte een keer zowel meewarig als begrijpend. De man nam nog een slok van zijn wijn. Het verhaal was blijkbaar uit en Inge had alleen maar de pointe gehoord. “Vertel,” zei ze tegen de man, die haar wat verbaasd aankeek. “Zoveel valt er niet te vertellen,” zei de man wat terughoudend. “Het verhaal ging over mijn ex.” Inge nam nog een slok van haar wijn. “En toen?” vroeg ze uitnodigend. “Ach,” zei de man, “zoveel valt er nou ook weer niet te vertellen.” Maar het was duidelijk dat de man een tweede gelegenheid  om zijn grote verhaal te vertellen, niet zomaar liet lopen. “Het ging over mijn ex,” zei de man, maar dat wist Inge natuurlijk al. “ik heet trouwens Martin.” Inge zei haar voornaam en hoopte dat hij eindelijk informatie zou geven, die ze eerder nog niet had gehad. “Mijn ex had de grootste midlifecrisis, die je je maar voor kon stellen,” vertelde de man.  Inge had het idee dat er nu eindelijk schot in het verhaal kwam. Eigenlijk was het een clichéverhaal, maar Martin vertelde het onderhoudend. Zijn vrouw had het aangelegd met zijn beste vriend, maar door de vergaande verlegenheid van de gelukkige man in kwestie had het allemaal al bij voorbaat tot een kansloze operatie gemaakt. Uiteindelijk was ook Martin’s huwelijk niet tegen de ontdekking van dit ‘overspel’ bestand geweest. “Maar hoe wist jij het dan?” vroeg Inge, die ellende bij anderen toch altijd wel onderhoudend vond. “Zo voorspelbaar als de pest,” zei Martin met een wat wrange grijns, “ze had haar mail open laten staan.” Inge zag dat de herinnering aan dit moment martin toch nog steeds pijn deed. “Dom,” begreep Inge. “Heel dom,” antwoordde Martin, ‘maar uiteindelijk niets aan te doen.” Martin nam ook nog een slok van zijn wijn. “Toen wij zijn gescheiden, was het nou net zijn vrouw, die bijna agressief de kans van mijn ex koos.” Inge moest wel lachen om de ironie van het verhaal. “Maar waarom heb je dat dan nooit verteld?” vroeg ze. Martin haalde zijn schouders. Het was duidelijk dat het hem ook weer zoveel vreselijk veel kon schelen. “Het heeft wel iets ironisch,” zei Martin, “ze gaan iedere maand samen naar de film.” Inge vond het wel een erg bescheiden en voor haar in ieder geval niet echt bevredigende vorm van wraak. “Ik zou het hebben verteld,” zei ze met grote stelligheid. “Ja,” zei Martin, “maar jij bent niet ik.”

Bart vond het nu blijkbaar genoeg. “Zullen we zo gaan?” vroeg hij aan Inge. Ze kroop een beetje tegen hem aan en genoot van zijn aanwezigheid zonder dat hij, gehinderd door wel erg veel aanwezigen, al te lichamelijk of dominant kon worden. Ze voelde zijn inmiddels vertrouwde lichaam zich bijna onwillig ontspannen. Bart sloeg zijn arm om haar heen en kuste haar in haar nek. Mart in kletste inmiddels alweer vrolijk met een andere tafelgenoot. “Martin is aardig,” zei Bart, “maar hij heeft een nogal beperkt repertoire.”  Inge wilde het graag geloven, maar was ze eigenlijk alleen maar bezig met Bart en hoe ze dit moment zo lang mogelijk vast kon houden. Morgen zou het, hoe zonovergoten ook, onontkoombaar morgen zijn en dit moment kwam dan nooit meer terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten