maandag 19 januari 2015

Ada I (44.000 Woorden III)
 

De besloten commissievergadering eindigde ondanks de belangrijkheid van de deelnemers, alleen maar fractievoorzitters en één plaatsvervangster, toch in een wat giebelige sfeer. De burgemeester had het voor publiek ontoegankelijke gedeelte van de vergadering met de fractievoorzitters gebruikt om eerst nog even de financiële problemen van de Lambertusschool te bespreken. Het schoolbestuur was volgens zijn verhaal handenwringend naar de Gemeente gekomen om te vertellen dat er inmiddels een groot gat zat in de begroting en dat de school contact op zou nemen met het Ministerie van Onderwijs. Bij deze acties werd enige ondersteuning door de Gemeente natuurlijk wel op prijs gesteld. Vooral omdat het schoolbestuur met het schaamrood op de kaken moest toegeven dat een groot gedeelte van het geld dat was gereserveerd voor de broodnodige nieuwbouw was opgegaan aan de lopende kosten. In de Polder werd naar eigen zeggen nog ouderwets degelijk onderwijs gegeven en daar hoorde in de beeldvorming toch ook wel een sluitende begroting bij. “Natuurlijk heeft de gemeente geen formele rol,” had de burgemeester nog gezegd, maar iedereen wist dat dat voor de notulen was. Vooral fractievoorzitter de Looze van Hoekse Belangen was ongemakkelijk op zijn stoel gaan schuiven. Dat was op zich natuurlijk logisch geweest, want alle aanwezigen wisten dat de mevrouw de Looze een prominent lid was van het blijkbaar o zo falende schoolbestuur van de Lambertusschool. Alle aanwezigen wisten daarnaast ook dat het huwelijk tussen meneer en mevrouw de Looze niet meer zo veel voorstelde, maar de Looze, die in het dagelijks leven ook de belangrijkste makelaar in de Polder was, kon zich natuurlijk geen echt schandaal veroorloven. “Tja,” zei Karremans van de linkse oppositie. “Wie zijn billen brandt,….” Hij lachte erbij naar de Looze, maar het knikje dat hij daarna gaf, haalde gelijk weer de angel uit zijn opmerking.  “Goed,” zei Karremans nu weer serieus. “En hoe nu verder?’’ De burgemeester kende blijkbaar zijn pappenheimers en hij ging dan ook gewoon door met zijn verhaal zonder op de opmerking van Karremans in te gaan. Ada bekeek de verzameling mannen van middelbare leeftijd eens aandachtig. Iedereen kende hier iedereen en de Polder was blijkbaar te klein om echt ruzie met elkaar te maken.  De burgemeester legde uit dat de rol van de gemeente weliswaar beperkt was, maar dat de Gemeente de Lambertusschool natuurlijk niet in de steek zou laten. Dat was op zich natuurlijk niet zo vreemd bedacht Ada zich. De politieke partij Hoekse  Belangen had niet alleen vier zetels in de gemeenteraad; makelaar de Looze en de Gemeente waren vaak meer dan gewaardeerde partners bij de paar kleine nieuwbouwprojecten, die nog in de Polder  werden gerealiseerd. Ada had zich al een paar keer over de hechte banden tussen verschillende ondernemers en de plaatselijke politiek verbaasd. “Ach,” had haar eigen fractievoorzitter van Dinthen tegen haar gezegd. “Je moet daar niets van denken. In de stad gaat het natuurlijk ergens over. Bij ons is het allemaal peanuts.” Het zou natuurlijk allemaal best kunnen, maar Ada vond het nog steeds heel erg wennen.

Ada Jongepier was nu al weer drie jaar geleden in de Polder komen wonen. Na haar scheiding had ze vooral rust en ook  iets betaalbaars gezocht en dat als zovelen uit Rotterdam in de Polder gevonden. Als je de files bij de tunnel voor lief nam, was het allemaal goed bereikbaar en het driekamerappartement  was groot genoeg geweest voor haar alleen. “Zo’n uitzicht krijg ik in Rotterdam nooit,” had ze tegen een vriendin gezegd en die had natuurlijk plichtmatig geknikt. “Nou,” had die vriendin gezegd, maar Ada had toch sterk de indruk gehad dat ze hier nog niet dood gevonden wilde worden. De eerste maanden na de verhuizing had Ada haar vriendin trouwens vele malen heimelijk gelijk gegeven. De Polder veranderde van groen naar bruin en daarna vooral in grauw. Ada had die verhalen dat de winter op het ‘platteland’ kouder was dan in de stad altijd maar onzin gevonden. Koud is koud, dacht ze. Maar zeker die eerste winter was kouder geweest dan alles wat ze daarvoor had meegemaakt. In de praktijk bleek Rotterdam toch wel zo ver weg dat ze, anders dan ze zichzelf had beloofd, helemaal niet ieder weekend in Rotterdam was. Als ze vrijdagavond haar boodschappen had gedaan, was ze helemaal op en bleef ze meestal doodmoe op de bank hangen. Ze betrapte zich dat eerste jaar ook op dat ze bijna ongemerkt steeds vaker de website van makelaars zat te kijken naar woningen met heel veel minder uitzicht, maar ook wel veel dichterbij de stad.

Dat zelfde uitzicht was uiteindelijk toch Ada’s redding geweest. De Gemeente had een zeer ambitieus nieuwbouwplan gelanceerd met als veelbelovende titel: ‘De Polder in de Stad / De stad in de Polder.’ Het was allemaal het idee geweest van een te ambitieuze burgemeester en zogenaamd ook van een wethouder, die feitelijk niets te vertellen had. De geplande nieuwbouw zou de Polder tot ‘een bruisende metropool’ maken, maar hoezeer vooral Hoekse Belangen als partij zijn best had gedaan om het plan te verkopen, was het door een groot deel van de bevolking slecht ontvangen. Zelfs het advertentieblaadje de Hoekse Bode was zowaar een beetje kritisch geweest. Hoewel de lokale middenstad eerst voor het plan was geweest, was ze afgehaakt toen bleek dat een nieuw winkelcentrum met dus extra concurrentie onderdeel was van het plan en de Hoekse Bode verwoordde graag de mening van zijn adverteerders. In ronduit heel voorzichtige bewoordingen waren de belangen, die makelaar de Looze mogelijk zou kunnen hebben bij nieuwbouw aangestipt. Ook de Looze was immers een belangrijke adverteerder en ook daar wilde de Hoekse Bode natuurlijk geen ruzie mee hebben.  In de reacties online op het door de Hoekse Bode gerunde lezersplatform voor de Polder waren de lezers heel wat minder voorzichtig geweest. Het werd daar openlijk het mislukte plan van een megalomane burgemeester genoemd en ook de rol van makelaar de Looze werd uitputtend beschreven.

Ada voelde zich inmiddels hartstikke eenzaam, en ze verveelde zich dood en zag om de ramp compleet te maken nu ook nog haar uitzicht waar ze toch wel aan gehecht was geraakt, opeens verdwijnen. Dat alles was voor haar genoeg geweest om naar de door een zekere van Dinthen georganiseerde bijeenkomst te gaan waarbij de bewoners van de wijk Amfibieënbuurt werden opgeroepen om ‘krachtig’ hun stem te laten horen.  Dat laatste viel tegen, er waren maar vijf aanwezigen, maar dat was goed te verklaren door de ongelukkig gekozen datum, die samenviel met Europees voetbal. “Beter vijf mensen, die er voor gaan dan een massa, die uiteindelijk toch niets doet,” vatte van Dinthen de bijeenkomst goed en vooral optimistisch samen. Het vermogen om van een nood een deugd te maken, had hem ook verder gedurende de verdere campagne niet verlaten. Samen met Ada had hij huis-aan-huis folders verspreid en via de  sociale media een platform opgebouwd waarbij hij de bewoners van de Amfibieënbuurt goed op de hoogte hield van alle verschrikkingen die hen van de kant van de Gemeente te wachten stonden.  Zijn belangrijkste argument vond Ada eigenlijk best grappig. Hoewel van Dinthen zelf alweer tien jaar in de Polder woonde, was hij net als bijna alle andere bewoners uit de Amfibieënbuurt afkomstig uit Rotterdam. Toch was de slogan ‘De Polder moet de Polder blijven’ merkwaardig goed in de Amfibieënbuurt aangeslagen, juist onder de Oud-Rotterdammers. Het had van Dinthen zelfs op het idee gebracht om mee te doen met de lokale verkiezingen. Hierbij werd hij onbedoeld geholpen door de Gemeente, die het nieuwbouwplan wel in de ijskast zette, maar weigerde om officieel toe te geven dat men het plan had opgegeven.  In bijna ieder huis in de Amfibieënbuurt hing een grote poster voor het raam met daarop een prachtig polderlandschap met alleen in rode letters daaronder. ‘Ook na de verkiezingen.’

Om een echte politieke partij te worden, bleek er opeens van alles te moeten worden geregeld. Er werd een vereniging opgericht met als voorzitter van Dinthen en met Ada in de eervolle positie van secretaris. Hoewel de naam ‘Ons Belang’ misschien bij politieke tegenstanders wel de nodige afkeer zou kunnen wekken, was de bijbehorende afkorting ‘OB’ lekker duidelijk. Daarna moest er natuurlijk een lijst worden opgesteld om mee te doen met de verkiezingen. Om hun trouw vanaf het eerste uur te belonen, had van Dinthen een ontwerplijst opgesteld waarbij hij zelf uiteraard lijsttrekker was en Ada op een eervolle derde plaats was terecht gekomen. Alleen had van Dinthen, die zelf absoluut niet om voetbal gaf, de datum wederom onhandig gepland. Uiteindelijk waren alleen hijzelf, Ada en Loes op de vergadering verschenen. Loes was een net gescheiden en daardoor nogal een erg militante feministe. “Ik vind dat de nummer twee van de lijst een vrouw moet zijn,” was haar enige bijdrage aan de verder toch al korte vergadering. Van Dinthen wilde alleen maar zo snel mogelijk naar de bar en zo schoof Ada zonder enige discussie een plekje op naar de tweede plaats van de lijst. Ze vond het allemaal best, want het was natuurlijk best gezellig zolang het duurde, maar ze geloofde zelf absoluut niet in het succes van de OB.

Met haar scepsis had Ada van Dinthen onrecht aangedaan. Met wat handig knip- en plakwerk had hij een verkiezingsprogramma in elkaar geschoven, waar echt niemand iets tegen kon hebben. Verder beperkte van Dinthen zijn publieke optredens tot het uiterste. “We kunnen hoogstens wat verkeerds zeggen,” zei hij steeds tegen Ada. “En als het alleen maar gaat om het mooie plaatje, sturen we jou.” Ada had het maar een dubieus compliment gevonden. Maar Ada moest wel toegeven dat het allemaal kinderlijk eenvoudig, maar ook nog verrassend effectief was gebleken. Op de avond van de verkiezingen in het stadhuis bleef Hoekse Belangen de hele avond op winst staan en bleef de OB op nul zetels steken. Om hen heen werd al wat gelachen, maar van Dinthen hield zijn hoofd koel. “Wacht maar,” hield hij vol. “Als de uitslagen van het stembureau Wijkcentrum Amfibieënbuurt binnen komen, wordt het allemaal in een keer anders.”  Het geroezemoes in de hoek van Hoekse Belangen verstomde opeens. “Ze hebben het net van hun wethouder gehoord,” zei van Dinthen met een grijns van oor tot oor op zijn gezicht. Die wethouder stond inderdaad nogal geagiteerd tussen zijn partijgenoten. Het volgende ogenblik kwam de nieuwe prognose op het grote scherm in de zaal. Hoekse Belangen zakte een zetel, maar bleef met vier zetels wel de grootste in de raad. Alleen schoot het OB opeens omhoog van nul naar twee zetels. Van Dinthen omhelsde Ada, maar die liet het allemaal maar even over zich heen komen. Het laatste stembureau was het buurtschap Achterdijk en iedereen wist al dat die ‘boerenstemmen’ naar de christelijke partijen zouden gaan. Aan de einduitslag deed het allemaal niets meer toe of af.

Na de verkiezingen bleek alleen dat ook in de Polder actievoeren tegen de gemeente iets heel anders was dan het besturen van diezelfde gemeente. Hoewel Hoekse Belangen van vijf naar vier zetels was gegaan, leverde ze net als altijd sinds de jaren tachtig samen met de christelijke combinatie van partijen allebei een wethouder. De liberale burgemeester maakte het drietal rond. Omdat Hoekse belangen heel goed begreep waar het onverwachte en in hun ogen onverdiende verlies vandaan kwam, werd gelijk na de verkiezingen een streep gehaald door het grote nieuwbouwproject. Daarmee was de eigenlijke bestaansreden van OB al twee maanden na de verkiezingen feitelijk opgeheven. Ada merkte het vooral aan het optreden van van Dinthen. Nu hij min of meer zijn doel in het leven had verloren, liet hij steeds meer verstek gaan. Hij kwam nog steeds keurig naar de maandelijkse raadsvergadering, maar het was wel duidelijk dat het allemaal niet meer echt interesseerde en ook de rol van fractievoorzitter liet hij steeds meer over aan Ada, die daar overigens helemaal niet blij mee was. Ze had al genoeg te doen.

Door dit alles was Ada nu dus ook aanwezig op de voor het publiek gesloten vergadering voor fractievoorzitters waar eerst de financiële positie van de Lambertusschool werd besproken. “Oh ja,” zei de burgemeester. “ Ik heb nog iets.” Ada kon aan zijn gezicht zien dat hij het een verhaal vond dat hij graag wilde vertellen. “Het gaat over die Breuer,” zei hij met een grijns.  Hoewel de meesten begrijpend knikten, waren er toch ook een paar, die zoals Ada alleen maar vragend  keken. “Ik zal jullie even bijpraten,” zei de burgemeester. “Dorpsgenoot Breuer heeft hier in het dorp een zalencentrum overgenomen.” “En omgebouwd tot een spiritueel centrum,” vulde de Looze aan. “Volgens mij heb jij dat nog geregeld,” zei de burgemeester. De Looze knikte. “Harde onderhandelaar,” vulde hij aan. “Hoe het ook zij,” ging de burgemeester verder. “Daar dreigt nu discussie over te ontstaan. De afdeling Bijzondere Wetten is op bezoek geweest met de veiligheidscoördinator.”  Het zei Ada allemaal nog steeds niets, maar nu werd het blijkbaar spannend, want al die kerels kregen zo’n oplettende blik. “Allemaal in orde, maar…” zei de burgemeester, die blijkbaar nog al van cliffhangers hield, “alleen bleek er wel een ruimte te zijn waar onze brave afdeling Bijzondere Wetten niet zoveel raad mee wist.”  Iedereen was nu opeens één en al oor. Zelfs de notuliste keek op van haar werk en de gemeentesecretaris grijnsde, want die wist natuurlijk al lang waar het verhaal naar toe ging. “Het lijkt er op dat Breuer achterin het zalencentrum een ruimte heeft, die ook voor andere bezigheden kan worden gebruikt.” Het bleef stil tot Hendrikse van de Christelijke Combinatie zijn nieuwsgierigheid niet meer leek te kunnen bedwingen. “Wat voor ruimte?” vroeg hij indringend met het soort galm in zijn stem dat hem vast bij zijn achterban erg populair maakte. “Een SM ruimte,” zei de burgemeester, “tenminste, daar lijkt het wel op. Ik weet het natuurlijk niet zeker,” zei de burgemeester. “ik ben niet zo thuis in die materie,” haastte hij zich om te zeggen, “maar als ik het rapport zo heb gelezen, lijkt het daar wel op.” “Misschien is het een rare vraag,” zei Karremans, “maar wat gaat ons dat aan? Moet iedereen toch zelf weten?” Ada begreep die opmerking wel. Wat ging hun dit alles aan? “Ho,” zei de burgemeester. “Wij zijn hier niet aangesteld om moreel over onze dorpsgenoten te oordelen, maar het is wel een kwestie van vergunningen.”

“Nou,” zei Hendrikse, “wij hebben daar als partij wel een oordeel over.” Ada geloofde het graag, want Hendrikse had, al dan niet in partijverband, overal een mening over. “ja, ja,” zei de burgemeester berustend, “dat weten we.”  Er werd wat gegrinnikt. “Het gaat er nu om dat de gemeente er vanuit wil gaan dat een, al dan niet spiritueel, zalencentrum met een ruimte waar seksuele handelingen worden bedreven, kan worden aangemerkt als een bordeel.”

”Klinkt logisch,” zei Hendrikse bijna gretig. Het viel Ada op dat het hoofd van Hendrikse helemaal rood was geworden. “Dat soort viezigheid moet met wortel en tak worden uitgeroeid.” Wat vindt Breuer er eigenlijk zelf van?” vroeg de Looze. “Het is geen man, die zich dat soort dingen zomaar aan laat leunen.” De burgemeester keek naar een van de aanwezige ambtenaren. “De heer Breuer heeft aangegeven dat hij een spiritueel zalencentrum beheert en dat het, ik citeer nu: niet aan hem of aan de gemeente is om een oordeel over iemands seksuele of religieuze voorkeur te vellen. Als vormen van bondage of onderwerping, de spirituele beleving verdiepen, stel ik daar een ruimte voor beschikbaar.” Hendrikse, die bij ieder onderwerp waarbij ook maar iets van seks ter sprake kwam, altijd het hoogste woord had, lachte schamper. “Het is gewoon een parenclub; dat is het!” De ambtenaar keek neutraal voor zich. “Het ligt ben ik bang toch wat ingewikkelder,” zei de burgemeester. Volgens onze advocaat zou alles er vanaf hangen of een rechter inderdaad er vanuit zou gaan dat hier sprake is van een parenclub of van spirituele handelingen. “Niet dat ik het natuurlijk zelf goedkeur,” begon de Looze, “maar moeten we dit nou op de spits drijven?” Ada en alle andere aanwezigen wisten natuurlijk best dat de makelaar de Looze nogal eens zaken met die Breuer deed en dat was altijd ook voor de fractievoorzitter de Looze een belangrijk argument om soepel te zijn in het interpreteren van de wet. “Ik denk het niet,” zei Hendrikse scherp. “Dit soort activiteiten willen we hier niet in ons dorp.” Hij keek de Looze vernietigend aan en die maakte zo te zien binnen een paar seconden de afweging dat het schandaal met de Lambertusschool weleens een stuk groter zou kunnen worden dan alle leed rond een mogelijk verloren klant. Ada kon tijdens de oorverdovende stilte, die op de opmerking van Hendrikse volgde, bijna de Loozes hersens horen kraken. Karremans gaf Ada een knipoog. “Heeft het nog zin als wij ons er ook partijpolitiek nog mee bemoeien?” vroeg hij. “Was ik bijna vergeten,” zei de burgemeester met een betrapt gezicht. “Breuer heeft de leden van deze commissie uitgenodigd om, als zij willen natuurlijk, zelf eens een keer een kijkje te komen nemen.” Hendrikse lachte weer schamperend, maar Karremans, die toch niets van Hendrikse had te verwachten, knikte een keer bedachtzaam. “Misschien moet ik dat toch eens doen,” zei hij nadrukkelijk. De Looze, die natuurlijk veel afhankelijker  van Hendrikse was, keek naar de grond. “Een goed idee,” zei Ada, die een beetje misselijk werd van de zedenprekerei van Hendrikse. “Misschien ga ik wel mee.”

“Ik zou maar oppassen,” zei de Looze nu weer met een glimlach. “Ik ken Breuer; je lijkt me helemaal zijn type.” “Ik kan wel voor me zelf zorgen,” zei Ada zelfverzekerd en ze meende het. De meesten van die kerels waren watjes. “Kom,” zei de burgemeester, die er goed is was om sfeer aan te voelen, “we nemen allemaal nog een borrel en dan gaan we op huis aan.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten