Op de Botersloot gonsde het
inmiddels van de activiteiten. Het gebouw van de bibliotheek was al sinds 1923
in gebruik en het werd duidelijk tijd voor een nieuw gebouw. Het zou meer dan
alleen een boekenpakhuis moeten worden, maar eerder een ontmoetingsplek voor
alle Rotterdammers. Miep mocht meedenken via een van de talloze ‘meedenkgroepen’
over een programma van eisen. Volgens een paar collega’s moest er meer rekening
met computers worden gehouden, maar Miep moest het nog zien. “We zijn hier niet
bij de Thunderbirds,” was haar niet echt sterke, maar effectieve verweer. Je
kreeg er de lachers mee op je hand en dat was vaak genoeg om iedere discussie
in de kiem te smoren. Zo langzamerhand begon Miep door te krijgen hoe het
spelletje werd gespeeld. Als iets fout ging, beperkte ze zich tot: “blond hè”
en dat was gezien haar donkerbruine haarkleur extra effectief. Verder schoof ze
fouten zoveel mogelijk door naar anderen. Uiteindelijk werd ze op die manier
zelfs lid van de stuurgroep en dat was toch weer stapje in de goede richting.
“Je wordt net zo’n rat als iedereen,” was Anders’ enige commentaar, maar hij
leek er inmiddels niet echt meer te zitten. Het was eerder als compliment
bedoeld.
De bijeenkomst van de stuurgroep
werd onder voorzitterschap van de directeur gehouden in de Grote Leeszaal. Het
was hetzelfde zaaltje waar ze nu alweer een paar jaar geleden Anders voor het
eerst weer had ontmoet. De directeur zat een beetje verveeld voor zich uit te
kijken. Miep begreep het wel; bij het eerste plan was je nog enthousiast, maar
bij het vijfentwintigste aanpassingsvoorstel van een bibliothecaresse, die nou
net haar hobbypuntje onderbelicht vond in alle andere wijzingvoorstellen met hobbypuntjes
van andere bibliothecaressen, ging het toch allemaal een beetje tegen staan.
“we stoppen er mee,” had hij tegen het kleine groepje vertrouwelingen gezegd
waar Miep inmiddels ook toe behoorde. “We geven gewoon iedereen gelijk en ik
zoek ergens een kant-en-klaar gebouw uit
en dat laat ik gewoon in Rotterdam neerzetten. Zolang het maar niet uit
Amsterdam of Den Haag komt, zal je zien dat het niemand opvalt. Al moet het uit
Amerika of Canada komen; ik vind het allemaal best.” Die voorkennis maakte dat
ook Miep wat minder alert was toen Beatrijs uit ging leggen dat er voor de
kinderbibliotheek veel meer ruimte moest worden gereserveerd. Iedereen kon
kletsen wat hij wilde; het was toch allemaal volkomen zinloos.
Verrek, dacht Miep. Dat is Cora,
de vriendin van Rogier. Het was natuurlijk jaren geleden dat ze Cora voor het
laatst had gezien, maar ze was het toch wel overduidelijk. Dat korte haar stond
Cora inderdaad een stuk beter, maar het maakte haar nog wel wat mannelijker dan
ze hiervoor al had geleken. Miep had al eerder weleens gedacht dat Rogier homo
was en alleen daarom op de nogal masculiene Cora was gevallen. Zou Cora
eigenlijk lesbisch zijn? vroeg Miep zich
af. Maar haar diepe gedachten over de seksuele gerichtheid van Cora werden al
gauw onderbroken door het verhaal dat Cora ging vertellen over kleurstelling
van de nieuwe bibliotheek. De directeur had duidelijk aangegeven dat er over de
inrichting op details best nog wel met hem viel te praten. “Je moet iedereen
tenminste iets gunnen,” was zijn cynische commentaar geweest. Miep besloot
daarom maar, dat het nu wel de moeite waard was om op te letten. Cora had een
vrij obligaat verhaal over frisse kleuren en dat die complementair aan de
boeken en de buitenwereld moesten zijn. “We moeten de buitenwereld de
bibliotheek binnenhalen.” Miep zag dat
de directeur zijn aandacht aan het verliezen was. Het was natuurlijk ook allemaal
geklets in de ruimte, maar ja, Cora moest nou eenmaal ook haar brood verdienen;
dat begreep Miep ook wel. Na de presentatie, die Cora kundig had verlucht met
een aantal dia’s was er ruimte voor commentaar. Er werden een paar vragen
gesteld, zodat die personen naderhand met de notulen aan de hand, hun
aanwezigheid konden bewijzen. Daarna bleef het stil, tot de directeur het
verlossende woord sprak. “Heel interessant,” zei hij. “Ik denk dat we allemaal
een hoop hebben opgestoken.” Voor Miep,
die haar promoties bijna allemaal te danken had aan lief lachen en veel
zwijgen, was het altijd verrassend hoeveel mensen zich juist omhoog probeerden
te praten. Alle al dan niet gemeende adhesiebetuigingen werden keurig
genotuleerd. De directeur had zich uit de discussie terug getrokken. Nu de
prima donna geen geluid meer maakte, was het podium aan het koor en dat zong
vals, maar trouwhartig zijn lied van instemming. Miep nam een slok van haar
koffie. Waar zou die eigenlijk vandaan komen?
Sinds april van dit jaar was Portugal weer een democratie of iets dat
daarop leek. Ook als het koffie uit Angola was, kon dat weer gewoon, want
Portugal wilde nu opeens versneld van koloniën af. Krijgt Jarno na al die jaren
toch nog gelijk, dacht Miep. Niet de talloze moties en petities van het Aksie
Komité , maar militair ingrijpen door ontevreden officieren en cadetten had het
regime ten val gebracht. De televisieopnamen van de cadetten, die aan het einde
van de nacht met verbeten gezicht waren opgemarcheerd naar de radiostations van
het straatarme land hadden op Miep een grote indruk gemaakt. “En nu verder,”
was het enige commentaar van Anders geweest. Soms was het echt net Henk.
Na de bijeenkomst zocht Miep
Cora nog even op. “Jeetje,’zei Cora tegen Miep. “Ik had je echt niet herkend.
Je bent een dame geworden.” Miep lachte even ijdel. “liefde,” zei ze. “Ben jij
nog steeds met Rogier?” Cora knikte trots; Miep bedacht dat zich waarschijnlijk
had vergist. Aan de andere kant: misschien wisten ze het zelf niet eens. “Weet
je nog van die Klara,” begon Miep. “Arme meid,” viel Cora in. “Arme meid?”
vroeg Miep verbaasd. “Waarom een arme meid?” Cora schudde haar hoofd
bedenkelijk bij de herinnering. “Nadat die zak jou had gedumpt, heeft hij
gelijk aangepapt met dat kind.” “Welke zak?” vroeg Miep. “Paul Anders,” zei
Cora fel. “Wees maar blij dat je van hem af was.” Miep deed haar mond open en
sloot hem daarna gelijk weer. “Want?” vroeg ze verbaasd. “Vond je dat hij
ridderlijk was?” vroeg Cora. “Hij maakte het uit met een briefje en dat briefje
liet hij ook nog door dat arme kind aan je geven. Maar goed, ze deed het om dat
ze tot over haar oren verliefd was op die vent.” “Maar dat briefje heeft Klara toch
geschreven?” vroeg Miep. Cora schoot in de lach, maar het was een schamper
lachje. “Wat denk je nou zelf? Ik was er
bij toen die lul het schreef en het aan Klara gaf. Miep voelde het bloed uit haar gezicht
wegtrekken. “Wist je dat niet?” vroeg Cora. “Jammer, hij was er maar al te
trots op. Hij en die gruwelijke vriend van hem, die Aert, hadden dat kind helemaal
in de klem. Ik ben best modern hoor, maar een menage a trois, zoals Anders,
Aert en die achterbakse Dorinde hadden, zou voor mij ook te veel zijn .
Eigenlijk een menage a quatre, maar dat zeg je geloof ik zo niet.” Miep ging
zitten. “Klara is toch bij Anders weg gegaan, omdat ze met een directeur van de
Unilever had aangepapt?” “Ik weet niet wie jou heeft bijgepraat,” zei Cora,
“maar dat kind kon er niet meer tegen. Ze is er vandoor gegaan met de staart
tussen haar benen. Gelukkig had ze nog familie in Frankrijk.” Miep bleef stil
zitten. “Trek het je niet aan,” zei Cora, “wees maar gewoon blij dat je bent
ontsnapt. Weet je wat het erge was? Die gek had ook nog steeds een oogje op je.
Hij pestte Klara er vaak genoeg mee dat hij haar, als ze niet zou luisteren,
zou inruilen voor jou. Volgens mij wist hij zelfs dat je in de bibliotheek
werkte.” Cora legde haar hand op haar schouder. “Trek het je nou niet aan,” zei
ze. “Jij kon er allemaal niets aan doen en wees blij dat je nu wel gelukkig
bent.” Miep knikte een keertje en bleef daarna als bevroren zitten. Cora, die
haar verwarring verkeerd uitlegde, gaf haar nog een schouderklopje. “Het komt
heus wel goed met die arme Klara hoor.” Ze stond op. “Ik zie je nog wel, want
wij gaan voor de bibliotheek ook een aantal filialen opknappen.” Door voorzichtig in en uit te ademen, wist
Miep zich te herstellen. Die klote yoga was toch nog ergens goed voor, bedacht
ze, maar het liefst was ze gaan braken. Ze voelde zich als de hoofdpersoon van
zo’n baksteendikke Duitse roman waarbij je van te voren al wist dat het op
bladzijde vijhonderdzoveel slecht met hem afliep, ondanks alle eerdere
aanwijzingen naar het tegendeel. Ze haatte dat soort boeken, ze haatte Anders
en ze haatte vooral zichzelf.
Toen Miep thuis kwam, was Anders
al thuis. Hij had voor zichzelf alvast een wijntje ingeschonken. “Wil jij ook?”
vroeg hij. “Graag,” zei ze, maar ze kon hem niet aankijken. Anders ging de wijn
pakken. “Was het nog een beetje zinnig?” vroeg Anders. “Het gebruikelijke
gezever,” zei Miep. “Kom eens hier,” zei Anders. Ze ging op zijn schoot zitten
en drukte zich tegen hem aan. Hij gaf haar een kus in haar nek. “Ik houd van
je,” zei hij. “Ik ook van jou,” zei Miep terwijl zich stevig aan hem
vastklampte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten