donderdag 8 januari 2015

Miep XXII (44.000 Woorden II) Slot

Op de Botersloot gonsde het inmiddels van de activiteiten. Het gebouw van de bibliotheek was al sinds 1923 in gebruik en het werd duidelijk tijd voor een nieuw gebouw. Het zou meer dan alleen een boekenpakhuis moeten worden, maar eerder een ontmoetingsplek voor alle Rotterdammers. Miep mocht meedenken via een van de talloze ‘meedenkgroepen’ over een programma van eisen. Volgens een paar collega’s moest er meer rekening met computers worden gehouden, maar Miep moest het nog zien. “We zijn hier niet bij de Thunderbirds,” was haar niet echt sterke, maar effectieve verweer. Je kreeg er de lachers mee op je hand en dat was vaak genoeg om iedere discussie in de kiem te smoren. Zo langzamerhand begon Miep door te krijgen hoe het spelletje werd gespeeld. Als iets fout ging, beperkte ze zich tot: “blond hè” en dat was gezien haar donkerbruine haarkleur extra effectief. Verder schoof ze fouten zoveel mogelijk door naar anderen. Uiteindelijk werd ze op die manier zelfs lid van de stuurgroep en dat was toch weer stapje in de goede richting. “Je wordt net zo’n rat als iedereen,” was Anders’ enige commentaar, maar hij leek er inmiddels niet echt meer te zitten. Het was eerder als compliment bedoeld.

De bijeenkomst van de stuurgroep werd onder voorzitterschap van de directeur gehouden in de Grote Leeszaal. Het was hetzelfde zaaltje waar ze nu alweer een paar jaar geleden Anders voor het eerst weer had ontmoet. De directeur zat een beetje verveeld voor zich uit te kijken. Miep begreep het wel; bij het eerste plan was je nog enthousiast, maar bij het vijfentwintigste aanpassingsvoorstel van een bibliothecaresse, die nou net haar hobbypuntje onderbelicht vond in alle andere wijzingvoorstellen met hobbypuntjes van andere bibliothecaressen, ging het toch allemaal een beetje tegen staan. “we stoppen er mee,” had hij tegen het kleine groepje vertrouwelingen gezegd waar Miep inmiddels ook toe behoorde. “We geven gewoon iedereen gelijk en ik zoek ergens een kant-en-klaar gebouw  uit en dat laat ik gewoon in Rotterdam neerzetten. Zolang het maar niet uit Amsterdam of Den Haag komt, zal je zien dat het niemand opvalt. Al moet het uit Amerika of Canada komen; ik vind het allemaal best.” Die voorkennis maakte dat ook Miep wat minder alert was toen Beatrijs uit ging leggen dat er voor de kinderbibliotheek veel meer ruimte moest worden gereserveerd. Iedereen kon kletsen wat hij wilde; het was toch allemaal volkomen zinloos.

Verrek, dacht Miep. Dat is Cora, de vriendin van Rogier. Het was natuurlijk jaren geleden dat ze Cora voor het laatst had gezien, maar ze was het toch wel overduidelijk. Dat korte haar stond Cora inderdaad een stuk beter, maar het maakte haar nog wel wat mannelijker dan ze hiervoor al had geleken. Miep had al eerder weleens gedacht dat Rogier homo was en alleen daarom op de nogal masculiene Cora was gevallen. Zou Cora eigenlijk lesbisch zijn?  vroeg Miep zich af. Maar haar diepe gedachten over de seksuele gerichtheid van Cora werden al gauw onderbroken door het verhaal dat Cora ging vertellen over kleurstelling van de nieuwe bibliotheek. De directeur had duidelijk aangegeven dat er over de inrichting op details best nog wel met hem viel te praten. “Je moet iedereen tenminste iets gunnen,” was zijn cynische commentaar geweest. Miep besloot daarom maar, dat het nu wel de moeite waard was om op te letten. Cora had een vrij obligaat verhaal over frisse kleuren en dat die complementair aan de boeken en de buitenwereld moesten zijn. “We moeten de buitenwereld de bibliotheek binnenhalen.”  Miep zag dat de directeur zijn aandacht aan het verliezen was. Het was natuurlijk ook allemaal geklets in de ruimte, maar ja, Cora moest nou eenmaal ook haar brood verdienen; dat begreep Miep ook wel. Na de presentatie, die Cora kundig had verlucht met een aantal dia’s was er ruimte voor commentaar. Er werden een paar vragen gesteld, zodat die personen naderhand met de notulen aan de hand, hun aanwezigheid konden bewijzen. Daarna bleef het stil, tot de directeur het verlossende woord sprak. “Heel interessant,” zei hij. “Ik denk dat we allemaal een hoop hebben opgestoken.”  Voor Miep, die haar promoties bijna allemaal te danken had aan lief lachen en veel zwijgen, was het altijd verrassend hoeveel mensen zich juist omhoog probeerden te praten. Alle al dan niet gemeende adhesiebetuigingen werden keurig genotuleerd. De directeur had zich uit de discussie terug getrokken. Nu de prima donna geen geluid meer maakte, was het podium aan het koor en dat zong vals, maar trouwhartig zijn lied van instemming. Miep nam een slok van haar koffie. Waar zou die eigenlijk vandaan komen?  Sinds april van dit jaar was Portugal weer een democratie of iets dat daarop leek. Ook als het koffie uit Angola was, kon dat weer gewoon, want Portugal wilde nu opeens versneld van koloniën af. Krijgt Jarno na al die jaren toch nog gelijk, dacht Miep. Niet de talloze moties en petities van het Aksie Komité , maar militair ingrijpen door ontevreden officieren en cadetten had het regime ten val gebracht. De televisieopnamen van de cadetten, die aan het einde van de nacht met verbeten gezicht waren opgemarcheerd naar de radiostations van het straatarme land hadden op Miep een grote indruk gemaakt. “En nu verder,” was het enige commentaar van Anders geweest. Soms was het echt net Henk.

Na de bijeenkomst zocht Miep Cora nog even op. “Jeetje,’zei Cora tegen Miep. “Ik had je echt niet herkend. Je bent een dame geworden.” Miep lachte even ijdel. “liefde,” zei ze. “Ben jij nog steeds met Rogier?” Cora knikte trots; Miep bedacht dat zich waarschijnlijk had vergist. Aan de andere kant: misschien wisten ze het zelf niet eens. “Weet je nog van die Klara,” begon Miep. “Arme meid,” viel Cora in. “Arme meid?” vroeg Miep verbaasd. “Waarom een arme meid?” Cora schudde haar hoofd bedenkelijk bij de herinnering. “Nadat die zak jou had gedumpt, heeft hij gelijk aangepapt met dat kind.” “Welke zak?” vroeg Miep. “Paul Anders,” zei Cora fel. “Wees maar blij dat je van hem af was.” Miep deed haar mond open en sloot hem daarna gelijk weer. “Want?” vroeg ze verbaasd. “Vond je dat hij ridderlijk was?” vroeg Cora. “Hij maakte het uit met een briefje en dat briefje liet hij ook nog door dat arme kind aan je geven. Maar goed, ze deed het om dat ze tot over haar oren verliefd was op die vent.”  “Maar dat briefje heeft Klara toch geschreven?” vroeg Miep. Cora schoot in de lach, maar het was een schamper lachje. “Wat denk je nou zelf?  Ik was er bij toen die lul het schreef en het aan Klara gaf.  Miep voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken. “Wist je dat niet?” vroeg Cora. “Jammer, hij was er maar al te trots op. Hij en die gruwelijke vriend van hem, die Aert, hadden dat kind helemaal in de klem. Ik ben best modern hoor, maar een menage a trois, zoals Anders, Aert en die achterbakse Dorinde hadden, zou voor mij ook te veel zijn . Eigenlijk een menage a quatre, maar dat zeg je geloof ik zo niet.” Miep ging zitten. “Klara is toch bij Anders weg gegaan, omdat ze met een directeur van de Unilever had aangepapt?” “Ik weet niet wie jou heeft bijgepraat,” zei Cora, “maar dat kind kon er niet meer tegen. Ze is er vandoor gegaan met de staart tussen haar benen. Gelukkig had ze nog familie in Frankrijk.” Miep bleef stil zitten. “Trek het je niet aan,” zei Cora, “wees maar gewoon blij dat je bent ontsnapt. Weet je wat het erge was? Die gek had ook nog steeds een oogje op je. Hij pestte Klara er vaak genoeg mee dat hij haar, als ze niet zou luisteren, zou inruilen voor jou. Volgens mij wist hij zelfs dat je in de bibliotheek werkte.” Cora legde haar hand op haar schouder. “Trek het je nou niet aan,” zei ze. “Jij kon er allemaal niets aan doen en wees blij dat je nu wel gelukkig bent.” Miep knikte een keertje en bleef daarna als bevroren zitten. Cora, die haar verwarring verkeerd uitlegde, gaf haar nog een schouderklopje. “Het komt heus wel goed met die arme Klara hoor.” Ze stond op. “Ik zie je nog wel, want wij gaan voor de bibliotheek ook een aantal filialen opknappen.”  Door voorzichtig in en uit te ademen, wist Miep zich te herstellen. Die klote yoga was toch nog ergens goed voor, bedacht ze, maar het liefst was ze gaan braken. Ze voelde zich als de hoofdpersoon van zo’n baksteendikke Duitse roman waarbij je van te voren al wist dat het op bladzijde vijhonderdzoveel slecht met hem afliep, ondanks alle eerdere aanwijzingen naar het tegendeel. Ze haatte dat soort boeken, ze haatte Anders en ze haatte vooral zichzelf.

Toen Miep thuis kwam, was Anders al thuis. Hij had voor zichzelf alvast een wijntje ingeschonken. “Wil jij ook?” vroeg hij. “Graag,” zei ze, maar ze kon hem niet aankijken. Anders ging de wijn pakken. “Was het nog een beetje zinnig?” vroeg Anders. “Het gebruikelijke gezever,” zei Miep. “Kom eens hier,” zei Anders. Ze ging op zijn schoot zitten en drukte zich tegen hem aan. Hij gaf haar een kus in haar nek. “Ik houd van je,” zei hij. “Ik ook van jou,” zei Miep terwijl zich stevig aan hem vastklampte.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten