Miep I (44.000 Woorden II)
Miep van Genderen Rademaker liep
zacht in zichzelf vloekend met haar twee zware tassen de betonnen trap in het
trappenhuis van haar flat aan de
Bollandstraat in de wijk Lombardijen in
Rotterdam Zuid op. De eerste trap bracht haar bij de deuren van de eerste
verdieping. Ze ruste even uit. Haar ‘allerliefste’ schoonmoeder vond haar om
die gewoonte een echte vrouw van na de oorlog. “Voor de oorlog liepen wij
altijd alles,” zei haar schoonmoeder veel en graag, “dacht je dat wij een lift
hadden?” Eigenlijk waren de hele jaren
zestig een grote teleurstelling voor Mieps schoonmoeder. Achter de rechterdeur
hoorde ze vaag het geluid van spelende kinderen. Dat moesten Bas en een
vriendje zijn, dacht Miep, want Liesbeth, Mieps onderbuurmeisje, een stil kind
met grote dromerige ogen, deed haar mond echt nooit open. Soms vroeg Miep zich
echt af of dat kind wel kon praten.
Miep liep na haar korte pauze snel
de twee volgende trappen op. Ze wist zelf natuurlijk ook wel dat ze een
geluksvogel was. Terwijl de meeste vrouwen hun boodschappen zelf moesten halen,
nam haar man Henk de levensmiddelen meestal toch maar mooi gelijk mee van zijn
werk. Natuurlijk was het wel vervelend als je in een flat woonde dat je iedere
ochtend naar beneden moest voor de melkboer en de kolen, maar dat moesten al
die andere vrouwen toch ook en daarnaast moesten ze dan ook nog zelf hun
boodschappen doen.
Als altijd zaten haar sleutels
weer eens onderin de boodschappentas. Iedere keer als Miep de deur van het
trappenhuis opende, nam ze zich voor om de sleutelbos gelijk in de zak van haar
jas te doen, maar iedere keer opnieuw gooide ze de sleutels toch weer
routinematig terug in de boodschappentas. Daarin wisten ze zich dan iedere keer
weer wonderbaarlijk snel naar de bodem te werken. Volgens Henk had dat dan weer
te maken met het grote soortelijke gewicht van sleutels afgezet tegen de andere
dingen in haar tas. Het waren dit soort zinloze weetjes, die Miep in het begin van
haar relatie met Henk zo enorm hadden geïmponeerd en haar nu eerlijk gezegd
regelmatig zo vreselijk ergerden. “Betweter,” mompelde ze terwijl de sleutels
van onder uit de tas viste.
Het was dan even zoeken, maar
uiteindelijk had Miep de sleutels toch weer gewoon gevonden. Henk had het natuurlijk
onzin gevonden dat zij haar sleutels aan een sleutelhanger had gedaan, maar het
grijze Skol-beertje had haar toch al heel vaak geholpen om haar sleutels in een
van de zomen van haar boodschappentas terug te vinden. “Mijn moeder is haar
sleutels nooit kwijt,” zei Henk dan belerend. Dat was eerlijk gezegd het grote
probleem met Mien, vond Miep. Mien raakte eigenlijk nooit iets kwijt. Miep en
Henk waren nu vijf jaar getrouwd en in al die jaren was Mien nog nooit het
gevoel kwijt geraakt dat Henk haar kleine jongen was waar ze vooral goed voor
moest zorgen. Natuurlijk was Henk nu wel getrouwd, maar dat ontsloeg Mien niet
van haar plicht om een oogje in het zeil te houden. In het begin had Miep het nog
wel weggelachen, maar inmiddels was ieder ‘gezellig bezoekje’ meer een bezoeking
dan een bezoekje. Mien was niet alleen nooit iets kwijt; Mien maakte ook nooit
iets stuk. “Meid, ik heb het hele servies nog steeds sinds mijn trouwen,” was
een gewilde mededeling van Mien. “Nou ja, op één kopje na, maar dat is
gesneuveld in de oorlog.” Dat werd dan steevast gevolgd door: “Ik begrijp het
wel hoor; door al die gestegen welvaart wordt een mens nu eenmaal slordiger…..
dat konden wij ons natuurlijk niet veroorloven.” Miep wist niet wat ze op zo’n moment meer
haatte: het verborgen verwijt, of het ongemeende begrip.
Miep vroeg ze zich weleens af of
Henk de hatelijke ondertoon in de opmerkingen van zijn moeder nou echt niet
hoorde, of dat hij die niet wilde horen. Miep kon zich gewoon niet voorstellen
dat Henk er echt niets van merkte. Toch had Mieps eigen moeder het in deze
kwestie onverwacht voor Henk opgenomen. “Natuurlijk merkt die jongen dat niet,”
had ze gedecideerd tegen Miep gezegd. “Je kent je eigen vader toch,” had ze
haar verhaal vervolgd, “die hoorde dat soort dingen ook nooit. Goeie man, maar
volkomen blind als het om zijn moeder ging.” Voor Miep maakte het allemaal
weinig uit; het bleef irritant.
Nadat Miep de deur eindelijk gewoon
open had gekregen, ging ze snel naar de keuken. Ze haalde de aardappelen van
het balkon. Als ze opschoot kon ze die nog schillen voor ze Wim van de
kleuterschool moest halen. Als Miep iets haatte, was het wel aardappelschillen,
maar het moest nu eenmaal, als zoveel dingen, gewoon gebeuren.
Wim was het vijfjarig zoontje
van Vrouw van Oorschot, maar omdat die altijd ’s middags altijd een aantal
werkhuizen had en bovendien duurzaam gescheiden leefde van haar man, haalde
Miep het mannetje regelmatig op. “Tja,” had Henks moeder bedachtzaam gezegd.
“Een eigen kind blijft natuurlijk leuker, maar op deze manier kan je alvast een
beetje oefenen. Trouwens, op jouw leeftijd had ik Henk, Bart en Wim al. Maar
ja, dat heb je zo in deze moderne tijden.” Miep vond het allemaal best en lachte
vriendelijk mee, maar ze bleef toch gewoon stiekem die nieuwe anticonceptiepil
slikken. Haar schoonmoeder kon haar nog meer vertellen, bedacht Miep met een
grijns.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten