donderdag 13 november 2014


Miep II (44.000 Woorden II)
 

De Kardinaal de Jong School was een moderne lagere school met een grote speelplaats met allerlei heel verantwoorde speeltoestellen. Uit haar jeugd in Breda kon Miep zich nog goed de ommuurde binnenplaats van haar eigen lagere meisjesschool herinneren. In die tijd was het idee van rust, reinheid en regelmaat nog niet vervangen door ruimte, lucht en vrijheid. Op Mieps school waren de verhoudingen nog echt letterlijk pijnlijk duidelijk geweest;: de nonnen, leden van de orde van de Zusters van de Liefde,  waren de baas en de leerlingen luisterden. Natuurlijk was ‘meneer’ weer de baas geweest over de zusters, maar met deze gemoedelijk ogende priester had een leerling eigenlijk net zoveel te maken als met onze Lieve Heer zelf. Miep had er vaak over nagedacht: een man met zoveel macht, ook al was ‘meneer’ dan een priester: dat was toch onvoorstelbaar. Soms stelde ze zich voor dat ‘meneer’ achter zijn grote houten bureau in zijn werkkamer zat en al die belangrijkheid bijna letterlijk in zijn handen hield. Toch was Miep nooit echt jaloers geweest op ‘meneer’, maar zuster Agaath, die hem zijn koffie bracht en vaak genoeg nog even in de kamer van ‘meneer’ bleef hangen, was wel het object geweest van haar ongebreidelde jaloezie. Terwijl Miep terugdacht aan zuster Agaath en natuurlijk aan ‘meneer’ moest ze glimlachen om haar jeugdige fantasieën. Zuster Agaath had het vast niet gemakkelijk gehad met ‘meneer’ en zijn koffie vast regelmatig over zijn soutane en in zijn kruis willen gieten. Aan de andere kant was het zelfs de langzaamste leerling wel opgevallen hoe vaak zuster Agaath in de omgeving van ‘meneer’ was te vinden. Macht moest iets verslavends hebben, bedacht Miep zich en ze schoot in de lach van haar eigen gedachten.

Naast ‘meneer’ was zuster Ria de baas op school geweest. Deze grote vrouw met harde gelaatstrekken was dan weliswaar een Zuster van de Liefde geweest, maar haar roeping lag misschien in het onderwijzen van, maar zeker niet in de liefde voor kinderen. Sommige zusters scholden en sloegen tijdens de les, maar zuster Ria was een apart geval. Zuster Ria schold nooit op een van de meisjes. Zuster Ria bleef altijd heel rustig, zeker als ze boos op je was. Dan kreeg zuster Ria’s stem iets kouds waar Miep, alleen al bij de herinnering, nog steeds van sidderde. Zuster Ria gaf les in de zesde klas en was daar voor alles gevreesd. “Blijf na de les maar even,” was voor menig leerling genoeg geweest om spontaan in huilen uit te barsten. Terwijl de meeste zusters sloegen uit onmacht, sloeg zuster Ria in alle rust en uit overtuiging.

Miep wist daar van mee te praten. “Broek uit en bukken,” was zuster Ria’s favoriete uitdrukking waarmee ze ieder ‘modern’ corrigerend gesprek begon. Omdat zuster Ria niet echt van tegenspraak  hield, had ze volgens de verhalen op het schoolplein ook twee keer een meisje te grazen genomen, dat alleen maar een briefje kwam brengen. De meisjes hadden de moed niet gehad om te protesteren. Ze nam zo’n meisje op schoot en begon dan rustig te slaan. Zeker in het begin wachtte ze na iedere klap om zeker te zijn dat iedere slag ook goed aankwam, maar na een paar minuten verloor zuster Ria dan toch voldoende van haar zelfbeheersing om in een strak ritme door te slaan. Spartelen had geen zin, maar kermen des te meer, wisten de leerlingen snel genoeg. Hoe harder je kreunde en smeekte, des te eerder hield de slagenregen op. “Laat dit een les voor je zijn,” was de vaste vermaning waarmee zuster Ria haar moderne opvoedkunde en iedere sessie afsloot. Sommige leerlingen, die wel erg vaak door zuster Ria werden gestraft en vaak echt om niets, kregen daarna nog wel een appel of soms zelfs een reep chocola van haar. Raar vond Miep dat, werd je eerst gestraft, werd je daarna weer beloond.

De bel ging, want het was inmiddels half vier. Omdat de kleuterklassen altijd het eerste naar buiten mochten, hoefde Miep dan ook niet lang te wachten tot ze het kort geschoren hoofdje van Wim tussen de andere kleuters de deur uit zag stromen. Miep voelde even een warm gevoel in haar buik. Daar was hij dan weer: Toch ook een beetje haar Wim. “Je houdt meer van Wim, dan van mij,” zei Henk regelmatig tegen haar. Dan lachte Miep maar een keertje. De waarheid was waarschijnlijk te confronterend voor Henk en Miep wilde hier ook niet over liegen. Miep had van haar moeder geleerd dat een leugentje om bestwil altijd kon, maar over Wim wilde ze per se niet liegen. Toen de kleine Wim Miep zag, rende hij voor zover zijn korte beentjes hem dat toestonden naar haar toe. Op zo’n moment stierf ze duizend doden, maar negenennegentig van de honderd keer kwam de mollige kleuter veilig bij haar aan. Miep tilde Wim op en drukte hem even tegen zich aan. Ze bemerkte dat hij zwaar begon te worden. Er zou een moment komen dat ze hem niet meer op zou kunnen tillen. Miep nam het zekere voor het onzekere en drukte Wim nog maar een keertje extra tegen zich aan. “Niet doen rotterd,” zei Wim.

In het begin had Miep er wel moeite mee gehad dat Wim van die gemene dingen kon zeggen, maar nu negeerde Miep hem maar. Volgens de Libelle van haar moeder en de Rosita, die ze tot voor kort zelf had gelezen,  hoorde dat er gewoon allemaal bij. De Tijd van de Brave Hendrik is nu eenmaal voorbij; moderne kinderen groeien op met Jip en Janneke, Annie M. G. Schmidt en Han G. Hoekstra. Het kon allemaal best waar zijn; Miep nam het zekere voor het onzekere en drukte de spartelende protesterende kleuter nog maar een keer goed tegen zich aan.

 Terwijl Miep zelf in de Libelle nog vooral had gelezen dat ze voor alles niet op moest vallen en / of aanstoot geven, moesten moderne kinderen volgens de nieuwste Amerikaanse inzichten vooral vrij worden gelaten. Het was blijkbaar geen schande meer om voor je gevoelens uit te komen. “Kom,” zei Miep tegen Wim, “we gaan naar huis.” Wim liet zich nu weer aan de hand braaf mee voeren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten